7. Vergrooting van het doeloppervlak met de werkingssfeer van de hom. Bij de trefkans berekening mag men doorgaans de afmetingen van het doel zoowel in lengte als in breedte met de middellijn van de werkingssfeer van den bom vergrooten immers wordt een bom als treffer beschouwd wanneer hij binnen het doel valt of het doel nog ligt binnen de straal van de werkingssfeer. Eenige voorbeelden mogen het bovenstaande nog nader toelich ten. Voorbeeld II. Wat is de trefkans op een slagschip (of op een brug) van 120 bij 20 m. bij een afwerphoogte van 3000 m. indien bommen van 300 kg. gebruikt worden Wordt aangenomen, dat de uitwerking van deze bommen zoo danig is, dat een aanslag binnen de 5 m. van het doel nog voldoende schade kan aanbrengen, dan mogen de afmetingen van het doel dus naar alle zijden met 5 m. worden uitgebreid. De afmetingen worden dan 130 X 30 m. De trefkans, gebruik makend van een der 3 bovenvermelde hulpmiddelen, wordt dan 0,61 X 16 9,76 Er zijn nu "973^ 77 worpen noodig opdat de kans op 1 treffer maximum zij. De kans op minstens 1 treffer is dan 90 24 11 1 100 67'68^ Voorbeeld III. Wat is de trefkans op een stuk luchtdoelgeschut van 5X5 m. bij een afwerphoogte van 3900 m., en hoever moeten de stukken uit elkaar worden opgesteld, opdat indien een der stukken als richtpunt gekozen wordt de andere stukken geheel buiten de spreiding liggen Worden dezelfde bommen gebruikt als in het eerste voorbeeld, dan kunnen de doelafmetingen gesteld worden op 15 X 15 m. De trefkans hierop is 0,06 X 6 0,36 waaruit dus volgt dat 1X ^00 273 worpen noodig zijn voor de maximum kans op 0,36 99 64 278 1 treffer. De kans op minstens 1 treffer wordt dan 1 - 63.39°/o Nu blijkt uit tabel A dat op 3900 m. de RFr,o 116 m. is, de stukken zouden dus 4 X 116 464 m. uit elkaar moeten worden opgesteld. 690

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 56