verminderd met de kans op het treffen van rechthoek PSRQ
gedeeld door 2.
De afmetingen dezer rechthoeken zijn respectievelijk 130 X
130 en 50 X 130 m.
t» J*, 0.60 X 60 0.26 X 60
De trefkans wordt dus 10,20
Kans op het treffen van III.
De kans hierop is de kans op het treffen van rechthoek TGHU
rechthoek EWVF gedeeld door 2. De afmetingen van deze
rechthoeken zijn resp. 50 X 180 en 30 X 180 m.
De trefkans wordt dus _°-26 X 76 0.16 X 76 ig9g
Kans op het treffen van IV.
Evenals bij de trefkansberekeningen op I II moet men dus
deze berekenen op de rechthoeken CDZI en BXYA, hun verschil
bepalen en door 2 deelen. De afmetingen der rechthoeken zijn
respectievelijk 130 X 230 en 30 X 230 m.
n, 0.60 X 87 0.16 X 87 1n1,
De trefkans wordt dus19,14
De trefkans op het geheel wordt dus
10,20% 15,96% 19,14% 45,30
N.B. Dat de trefkans kleiner zal worden zoodra het richtpunt
een andere plaats krijgt, blijkt direct uit een overeenkomstige
berekening, welke gevoegelijk aan den lezer kan worden over
gelaten.
Dadelijk valt op dat de trefkans grooter wordt naarmate de
gezamenlijke oppervlakken I II ÜI IV grooter worden
en tegen elkaar blijven aansluiten. Aan deze beide voorwaar
den zal worden voldaan indien de tusschenruimte der aanslagen
in de vliegrichting gelijk is aan de afmeting van het doel in de
vliegrichting, en de tusschenruimte der uiterste vliegtuigen gelijk
is aan de afmeting van het doel loodrecht op de vliegrichting.
Een eenvoudig figuur licht dit dadelijk toe. (fig. 5).
Eenvoudigheidshalve is verondersteld dat 5 bommen zijn ge
worpen. Nu is in fig. 5 A de tusschenruimte tusschen de uiterste
vliegtuigen grooter dan de doelafmeting loodrecht op de vlieg
richting, en de tusschenruimte tusschen de aanslagen in de vlieg
richting grooter dan de doelafmeting in deze richting. Nu wordt
alleen een treffer verkregen wanneer de eerste bom valt binnen 1
van de 4 geconstrueerde rechthoeken. Hoewel het gezamenlijk
oppervlak van deze rechthoeken grooter kan zijn dan die van
693