nieuwen vorm van samenwerking was dan ook, dat aan de Fransche en Britsche regeeringen het voorstel werd gedaan, dat van ieder leger 6 divisies ter ondersteuning naar het Italiaansche front zou den worden gezonden boven de 6 divisies, welke er reeds waren. 1 December hield de intergeallieerde Oorlogsraad haar eerste zitting te Versailles. Ook Clemenceau was een warm voorstander van de instelling van de eenheid van commando over de geallieerde legers, maar nog op 13 December 1917 moest hij in het Fransche „Comité de guerre" (Oorlogskabinet) verklaren, dat deze kwestie op dat oogen- blik nog onoverkomenlijke moeilijkheden opleverde, daar noch de Engelsche openbare meening, noch de Engelsche regeering het goed zouden keuren, indien het Engelsche leger onder de bevelen van een Fransch generaal zou worden gesteld. In een onderhoud op 23 December echter won hij den Engel- schen minister Lord Milner eenigszins voor het idee van de een heid in commando voor zooverre dit kon worden uitgeoefend over de door beide legers beschikbaar te stellen reservetroepen. Foch stelde in het begin van 1918 een nota samen, waarin hij aantoonde, dat, teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de Duit- sche aanvallen, welke tegen het voorjaar op alle fronten verwacht konden worden, het noodzakelijk was om behalve over de gewone reserves voor elk leger over een intergeallieerde reserve te be schikken, welke op het meest bedreigde front zou kunnen worden ingezet, om door een krachtigen tegenaanval een einde te maken aan elk Duitsch offensief. Toen Weygand dit plan in den inter- geallieerden generalen staf ter sprake bracht, stuitte het op alge- meenen tegenstand, daar elk der geallieerden zich te zwak voelde om nog eens extra troepen voor een algemeene reserve af te zonderen. Foch bleef echter aan zijn plan vasthouden en bracht het voor in de zitting van den „Conseil supérieur de guerre", welke van 30 Januari tot 2 Februari te Versailles gehouden werd. Hier had hij succes en er werd besloten een „Comité excécutif" in te stellen onder voorzitterschap van Foch en met als leden de mili taire vertegenwoordigers van Amerika, Engeland en Italië. Dit Comité kreeg tot taak de sterkte van een algemeene reserve en het gedeelte, dat elk leger voor haar samenstelling zou moeten afstaan vast te stellen, terwijl bovendien de beslissing omtrent de bepaling van opstellingsplaatsen, de voorbereiding van de actie, alsmede het gebruik van deze algemeene reserve tot de bevoegdheden van het Comité behoorde. Op deze wijze was de mogelijkheid geschapen om in ernstige gevechtsomstandigheden tot een zekere eenheid van handelen te- komen. 642

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 8