731 Artillerie. Detachement voor het verband. Lt.-Kolonel P. de Mazenod schrijft in de Revue d'Art. van April 1934 een artikel over het „détachement de liaison", bestemd voor het verband tusschen de artillerie en de door haar te steunen infanterie, gebaseerd op de Fransche voorschriften. Uitgaande van het beginsel, dat de Inf. reg. cdt. (niet de hem ondergeschikte Bat.cdtn.) beschikt over het vuur van de „artillerie d'appui", dient ook op de Cop. van dien cdt. het centrale orgaan voor het verband te zetelen. Van daar uit worden alle vuuraanvragen tot de steunende artilleriegroep gericht. Als reden, dat men het aanvragen van vuur beperkt heeft tot den Reg.cdt, wordt o.a. genoemd de omstandigheid, dat het vuur, afgegeven ten behoeve van een bepaald bataljon, in het algemeen ook zijn werking doet gevoelen bij nevenbataljons. Het verband tusschen den Inf.reg.cdt. en den cdt. van de steunende art. groep zal in de eerste plaats tot stand worden gebracht door de nabijheid van beider copn., voor zoover dat mogelijk is. De plaats van dien copn. wordt echter vóór alles bepaald door de mogelijkheid om van daar hunne onder deden te kunnen commandeeren. Kunnen om die reden de copn. niet in eikaars nabijheid liggen, dan zendt de artillerie een „détachement de liaison" naar de infanterie, hetwelk tot opdracht heeft: le. de art. in te lichten omtrent de behoeften der inf. 2e. de inf. in te lichten omtrent de mogelijkheden van art. steun. De cdt. van dit detachement heeft dus tot taak de aanvragen van de inf. over te brengen aan de art. in een voor haar onmiddellijk bruik- baren vorm. S. behandelt vervolgens in algemeene trekken een veelvuldig voorkomend geval voor het verzoek om steun en concludeert daaruit, dat de cdt. van het detachement de techniek van het art. vuur moet beheerschen en ook ver trouwd moet zijn met de inf. tactiek. Bovendien moet hij dusdanige karakter eigenschappen bezitten, dat men in den Inf. Staf zich op prettige wijze van zijn aanwezigheid bewust is. Aan dezen officier, speciaal uitgezocht uit de Staf van de art. groep, wordt toegevoegd een detachement, bestaande uit onderoffn., die door hem gedeta cheerd worden op de Copn. van de Bat.cdtn. Deze „agents de liaison" vormen de oogen van het verband. Verder beschikt de cdt. van het detachement over verbindingsmiddelen in personeel en materieel, teneinde zich eenerzijds te verbinden met de art. groep en anderzijds met zijn „agents de liaison" bij de bataljons. De laatstbedoelde verbindingen vormen eigenlijk een verdub beling van de verbindingen der Inf. zelf. Vervolgens komt S. op de taak van den „agent de liaison". Hiertoe behoort allereerst het bepalen in coördinaten van de plaats der doelen, waar de Bat. cdt. vuur op verlangt. In afwijking van veler meening wenscht S. deze vast stelling van het doel niet door den infanterist, doch door den artillerist te doen geschieden. In de tweede plaats verlangt hij, dat de „agent de liaison" het art. vuur waarneemt. Ook dit schijnt geen vast voorschrift, want S. noemt de mogelijkheid, dat een andere waarnemer speciaal hiervoor wordt bestemd en door de artillerie daartoe wordt uitgezonden. Bovendien noemt hij nog als taak het waarschuwen van de eigen Inf. indien deze gevaar loopt in eigen art. vuur te geraken. Tenslotte kan hij technisch advies geven omtrent de dooi den Bat.cdt. te vragen steun, o.a. het gebruik van bepaalde vuurmondsoorten m verband met den terreinvorm, bijzondere veiligheidsmarges bij het vuur, tijd voor de voorbereiding en voor den aanval, plaats voor het afsluitingsvuur (m de verdediging) in verband met de spreiding en met de breedte, die door een batterij onder vuur kan worden genomen. Voor de verbinding van den „agent de liaison" met zijn chef, den cdt. van het „détachement de liaison", verlangt S. geen telefoon met het oog op de bewegelijkheid van den cop. van den Bat.cdt. Hij wenscht hiervoor 2 man, die, hetzij voor optische verbinding, hetzij als ordonnans worden gebruikt. In beginsel zal echter de „agent de liaison" gebruik maken van de verbin dingen van de Inf.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 99