deelingen infanterie halt, maken zich tot vuren gereed en openen het vuur zoodra de vijandelijke vliegtuigen tot op werkzame vuurafstand zijn genaderd. 2. Alles wat daartoe in staat is werpt zich neer, z.m. naast den weg, zoowel ter dekking tegen het vuur en de bommen van de vliegtuigen, als om v.z.n. de afweerwapens een vrij schoots veld te bieden. 3. Het vuren door afdeelingen welke daarvoor niet speciaal zijn aangewezen moet worden verboden. Zulks toch zou de ver warring slechts kunnen vergrooten en de kans op verliezen door eigen vuur vermeerderen. 4. Ter vermindering van de kwetsbaarheid en in het belang van grootere bewegingsvrijheid wordt gemarcheerd met afstanden tusschen de onderdeelen (voertuigen). 5. Geleiders van voertuigen en draagpaarden, den stukrijders van de artillerie enz. moet worden ingeprent, dat zij al hun aandacht blijven wijden aan de aan hun zorg toevertrouwde dieren. Zij mogen deze niet in den steek laten om zich te dekken. Ten slotte nog de opmerking dat van een waarschuwingsdienst ter bescherming van een marcheerende colonne tegen aanvallen in scheervlucht, niet veel heil is te verwachten. Ook al zou het mogelijk zijn de colonne door een kring van medemarcheerende waarschuwingsposten tot op b.v. 10 km. (minder dan 3 minuten vliegen) te doen volgen, dan nog zal het m.i. practisch onmogelijk zijn een zoodanige snelle en betrouwbare berichtenoverbrenging te scheppen, dat de van de posten uitgaande waarschuwings signalen zoo tijdig binnen komen, dat gelegenheid bestaat af weerwapens welke niet vuurbereid worden vervoerd in vuur- stelling te brengen. Is het vervoer echter zoodanig georganiseerd, dat zij direct het vuur kunnen openen, dan is een waarschuwings dienst ook niet noodig, wel voortdurende oplettendheid van het personeel. 749

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 11