1. intensiefbrandbommen, weer onder te verdeelen in a. zware projectielen van het gesloten type, welke de brand stof in het doel brengen en bij den aanslag of met ver traging springen, en b. zware projectielen, welke hetzij in de lucht, hetzij in het doel springen en daarbij de reeds ontstoken brand stof of reeds brandende eenheden uitwerpen (versprei den). 2. Strooibrandbommen of kleine brandprojectielen, welke in groote hoeveelheden boven het doel worden afgeworpen. De namen „intensiefbrandbom" en „verspreidingsbrandbom" zijn van Amerikaanschen oorsprong en geven in het algemeen wel de juiste bedoeling weer. De intensiefbrandbommen waren bestemd tegen weerstand- biedende doelen als gebouwen, stations, fabrieken, havenwerken, munitiedepots, e.d. Het schijnt dat de bommen van het type b hierboven de minst gunstige resultaten gaven. De intensiefbrand bommen worden gericht afgeworpen. De kleine strooibrandbommen werden over een groot oppervlak niet-gericht afgeworpen. Wegens hun toenmaals nog gering brand stichtend vermogen werden zij voornamelijk gebruikt tegen licht ontvlambare doelen, als drooge bosschen en heiden, korenvelden en hooischelven en tegen lichte bouwwerken, als houten barakken, vliegtuighangars e.d. 2. Intensiefbrandbommen. Hierboven is reeds aangegeven wat hieronder verstaan wordt. Het zou ons te ver voeren de verschillende gebruikte soorten alle te beschrijven. We verwijzen daarvoor naar „Rumpf, Brandbom ben", en zullen alleen enkele types noemen. In Duitschland werden vanaf November 1916 de 5- en 10 kg. P. en W.-brandbommen gebruikt. De lading bestond uit een meng sel van benzine en paraffine of van paraffine en kaliumperchloraat, dat bij den aanslag ontstoken werd door een mengsel van alu- miniumpoeder, ijzerdeelen en bariumnitraat. Een lading zwart kruit van 14,5 g. verbrak de wand en verspreidde de brandbare stof. De lengte was vrij groot71,5 cm. De bekendste Fransche brandbom was de Chenard-bom. Het bomlichaam bestond uit tin, gedeeltelijk gevuld met een speciaal thermietmengsel, bekend als C. D. poeder of Daisite No. 2, ge deeltelijk met een plastische massa, welke bij de verbranding vrij uitvloeide en hoofdzakelijk bestond uit nitrocellulose en hars gemengd met een terpentij nproduct. Deze bom sprong uit elkaar als zij 500 m. of meer gevallen was en kwam dan brandende op- het doel, waar zij ongeveer 18 minuten bleef branden. Door de intense zwarte rook was blusschen vrijwel onmogelijk. 774

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 40