ook vaak door een rijk aangelegd vetkussen dit gewelf als het ware onzichtbaar gemaakt. Bij de apen is de eerste teen geheel als grijporgaan geplaatst, dus tegenover de andere teenen. Deze stand is bij de menschen geheel verlaten. De voet dient als steun en tevens als bewegingsorgaan. Daarbij komt nog de functie van evenwichtsorgaan. De rest van het lichaam is toch ten opzichte van den voet eigenlijk in labiel evenwicht. Juist hierdoor zijn de snelle wendingen, die men met het lichaam maken kan, te verklaren. Bij de mensch staat de voet loodrecht op de as van het been, dat zelf in de lengterichting van het lichaam verloopt. Dus bij den mensch geen teenenstand zooals bij de dieren, die bijna alle teengangers zijn. Bovendien maakt de voetas een hoek van onge veer 15 tot 18 graden buitenwaarts met de beenas. Bij den mensch dus geen teenengang, maar de typische hefboom-voortbeweging. Wanneer men den voet verder bekijkt, dan ziet men, wanneer men het skelet daarvan voor zich heeft, de volgende 3 punten sterk naar voren komen (zie figuren BF). 1. Het skelet van het onderbeen staat niet midden boven het achterste steunpunt van den voet, nl. de tuber calcanei (de hiel van het hielbeen). Dit laatste steunpunt is duidelijk naar buiten geplaatst t.o.z. van de onderbeenas (zie fig. C). Het zal dus duidelijk zijn, dat wanneer er geen banden en spieren waren om dezen stand te bewaren de voet naar binnen zou doorknikken en er dus een knikvoet (of X-voetpes valgo planus) zou optreden. Wanneer dit nu gebeurt door te zwakke banden en spieren en er bestaan klachten, dan zullen wij voortaan spreken van de eerste voetinsufficientie. Het is evenwel ook mogelijk, dat nog geen X-stand ontstaat, dat evenwel de banden en spieren overbelast zijn. De vorm van den voet is dan normaal en toch bestaat er een voetinsufficientie I. Het is ook mogelijk, dat er een duidelijke X-stand van den voet bestaat, dat evenwel banden en spieren zich weer geheel aan deze nieuwe omstandigheden heb ben aangepast. Er bestaat dan een pes plano valgus (X-platvoet) zonder klachten, dus zonder Insufficientie I. 2. Verder is duidelijk te zien, dat het voetgewelf een uitgespro ken lengtegewelf bezit. Zoowel in den voetwortel als in de midden voetsbeenderen is dit duidelijk uitgesproken. Aan de binnenzijde is dit lengtegewelf, dat van de tuber calcanei (hiel van het hiel been) naar het kopje van het metatarsale I (1ste middenvoets beentje) loopt, sterker uitgesproken dan aan de buiten (de laterale) zijde (zie fig. D en E), waar het gewelf van de tuber calcanei naar het kopje van metatarsale V, het derde steunpunt van den voet loopt. Dit lengtegewelf wordt bovendien nog geaccentueerd door een bepaalde verplaatsing van den voorvoet t.o.z. van den achtervoet. Wanneer toch de calcaneus ten opzichte van den voorvoet naar 782

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 48