In den gewonen ruststand hebben de teenen wel degelijk een functie, n.l. het evenwicht te bewaren, hoewel zij desnoods hier voor gemist kunnen worden. Bij het loopen evenwel en verder bij het springen komt de functie van de teenen veel duidelijker uit. Het z.g.n. afwikkelen van den voet heeft nl. op een zeer bepaalde manier plaats en vooral de groote teen zal hierbij een zeer actieve rol spelen. Bij het loopen wordt de voet op de volgende typische manier afgewikkeld. Meestal geschiedt dit over den lateralen voetrand, d.w.z. wanneer eerst de hiel op den grond komt, volgt daarop meestal de laterale rand van den middenvoet. Vandaar het lateraal afslijten van den hak. Nu komt de laterale rand van den voor voet op den grond daarna eerst de kleine teenen en ten slotte de groote teen als laatste steunpunt. Heeft de voet een duidelijken lsten insufficientie-stand ingeno men, met andere woorden vertoont hij een duidelijken x-stand, dan is het wel duidelijk, dat deze wijze van afwikkelen tot de onmogelijkheden behoort. Deze personen zullen hun voeten over de mediale of binnen-voetrand moeten afwikkelen (waardoor van zelf de Charlie-Chaplin-gang ontstaat). Bij het stilstaan worden steeds dezelfde punten van den voet belast. Dezelfde spieren en banden blijven dus in functie terwijl bij het loopen en springen, zooals uit het bovenstaande blijkt, steeds wisselende punten de belasting ontvangen en tevens telkens andere spieren en banden in actie moeten komen. Het is duidelijk, dat stilstaan vermoeiender zal zijn dan loopen. Werd in het voorgaande duidelijk aangetoond, dat reeds in het skelet de typische gewelfbouw van den voet voorhanden is, zoowel in den vorm van elk botje afzonderlijk als in de groepeering van de botjes gezamenlijk, zoo zal het duidelijk zijn, dat deze alle hun stand slechts kunnen behouden door de aanwezigheid van een zeer gecompliceerd spieren- en bandenstelsel. Dit stelsel zal bij belasting actief, respectievelijk passief dezen stand trachten te behouden. Op de activiteit van de spieren berust dan ook het feit, dat een sufficiënte voet bij belasting korter en smaller kan worden door het aanspannen van de spieren in tegenstelling van den insufficienten voet. Wat de spieren aangaat moet vooral even opgemerkt worden, dat de hoofdbewegingen die deze kunnen uitvoeren, het buigen en strekken zijn. Plantair flexie naar benedendorsaal flexie het naar boven bewegen van den voet. Daarnaast staan dan nog bijfuncties, als het naar binnen draaien van den voet (supinatie) en het naar buiten draaien (pronatie). Tenslotte nog het aan voeren van de voor- en middenvoet t.o.z. van den achtervoet de adductie en het afvoeren de abductie. De vier groepen spieren, welke hiervoor dienen zijn de 2 korte en de 2 lange spiergroepen. De eerste liggen volair en dorsaal 784

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 50