801 6. ARTIKEL 143 WETBOEK van MILITAIR STRAFRECHT (ART. 132 NED.-IND. W. van M. S.) Muiterij is de doodsteek voor de militaire ondergeschiktheid. Zonder krijgstucht is de weermacht een volkomen waardeloos instrument, tegen muiterij worden in het militair strafrecht dan ook zware straffen bedreigd. Straffelijk is ook de meerdere, die de muiterij niet weerstaathij kan worden vervolgd op grond van art. 143 W. v. M. S. (art. 132 Ind. W. v M. S.) dat luidt„De militair die opzettelijk toelaat, dat een mindere een misdrijf pleegt, of die, getuige van een door een mindere gepleegd misdrijf, opzettelijk nalaat tegen den dader de door het belang der zaak gevorderde maatregelen van geweld naar vermogen aan te wenden, wordt gestraft gelijk de mede plichtige". Eerst een verklaring van de in dit artikel voorkomende uitdrukkingen. a. militair. Militair is hij, die in den zin van het W. v. M. S. als militair wordt aangemerkt (artn. 46 51) b. opzettelijk. Opzet bestaat, wanneer de wil gericht is op de verwezenlijking van het verboden gevolg der handeling of negatieve handeling m.a.w. het niet handelen c. mindere. De verhouding meerdere-mindere is omschreven bii art 53 W. v. M. S. d. misdrijf. Kan zoowel een misdrijf genoemd in het W. v. S. als een om schreven in het W. v. M. S. zijn. e. geweld. Geweld is elk krachtdadig optreden van niet geringe beteekenis tegen persoon of goed. naar vermogen. Voor zoover men daartoe in staat kan worden geacht. g. medeplichtige. Volgens art. 56 W. v. S. is medeplichtig aan een misdrijf, 1 opzettelijk behulpzaam is bij het plegen van dit misdrijf, terwijl art. 57 W. v S. het maximum der op het misdrijf gestelde hoofdstraffen bij medeplichtigheid met een derde vermindert. Wie over de wordingsgeschiedenis van dit artikel (art. 143 Ned. W. v. M. S.) en m het algemeen over de insubordinatie-misdrijfartikelen meer wil weten, leze bet bijzonder belangrijke opstel T\/r"ü°meC^8Vf "SS*"* delicten tegen de ondergeschiktheid" opgenomen in M. K. iDeei XXII, blz. 107 e.v. Over de redactie van art. 143 (art. 132 Ind. W.v.M.S.) is veel te doen geweest. Bij herhaling werd daarin wijziging gebracht, totdat eindelijk de eindredactie luidde zooals ons art. 132 W. v. M. S. Omtrent het onderwerpelijk artikel en de daaraan voorafgaande bespre kingen m de Tweede Kamer haalt het M. R. T. het volgende aan „De officier of onderofficier 1), die kan voorkomen, dat een misdrijf door „een zijner minderen wordt gepleegd, is daartoe steeds verplicht. Vooral „maakt het verstrekkend belang van tal van militaire misdrijven de algemeene „strafbaarstelling van de z.g. negatieve compliciteit wenschelijk, waaronder „dan zoowel moet worden verstaan het opzettelijk toelaten, dat een mindere „een misdrijf pleegt, als het opzettelijk nalaten alle ten dienste staande „middelen aan te wenden ten einde zulks te beletten." Het M. R. T. merkt hierbij verder op Zie art. 54 W. v. M. S.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 67