805 pehjke geval, als door den verdediger betoogd, tot straffeloosheid leiden Artikel 143 geldt algemeen, ook voor den officier van gezondheid. De geneeskundige medewerker van de Haagsche Post schreef naar aan leiding van deze zaak in het nummer van 5 Mei 1934 o.m. het volgende waaruit blijkt, dat hij tot een gelijke conclusie kwam als de fiscaal. Een Dokters-Dilemma. De Officier van Gezondheid op „De Zeven Provinciën". Waar in één Persoon Twee Functies Botsen. „Het scherm is bij de opvoering van het „Zeven Provinciën"-drama gevallen jvoor de pauze. Het publiek drinkt in de koffiekamer het een of ander men rookt een sigaartje en kletst. Men heeft zijn oordeel reeds ge- vormd. Dat oordeel is min of meer wisselend, maar scherp omschreven behave ten aanzien van een der figuranten: den dokter. Over hem praat men maar liever met. Met hem weet men eigenlijk geen weg. Met hem wist blijkbaar noch de beschuldiging, noch de verdediging weg Zooals blijkbaar met zichzelf geen weg wist. Daarom moet hij ook weg Opmerkelijk is trouwens, dat de gemiddelde arts deze situatie" niet begrijpt. Daarom is er alle reden, thans en hier dit probleem eens scherp f5 d"'.d?lljk te stellen: de dokter als officier. De dokter, die arts was vóór °fflcler werd en slechts officier kon worden, omdat hij arts was en die nf1gjWor'd.en, arts wilde blijven. Maar die en alles draait er nu om Mihtër n n der Medizin" m°est vereenigen met „das H?eMef-i-et"efë-de d?^ter h,ad' dat blijkt wel uit «Hes, een beetje lak aan „das Mihtar Hij voelde zich bovenal „man des vredes". Hij voelde zich u° a*i^U?iWaS voorkomen beter dan genezen. Hij vond het b^kl?aar absurd, zelf blauwe boonen te strooien en er dan om de wel g stage woordspeling van zijn slagvaardigen verdediger te gebruiken achteraan te hollen om de geslagen wonden te gaan verbinden Dus deed hïJf. ,zlJn best> bloedvergieten te voorkomen door zijn kameraden de officieren gewapend optreden te ontraden. En hij ging rustig en onge- wefkritik^ e,mmters zlekenrapport houden (wij laten in het midden of er werkelijk onder hen een zieke van eenige beteekenis is geweest). En nu moet hij er uit. Als Nederlandsch arts, individualist in hart en nieren, gewend te heerschen en dagelijks te staan van aangezicht tot aangezicht, zoowel tegen over het leven als tegenover den dood, is de arts in ons geneigd deze houding van dezen collega te begrijpen, zelfs misschien min of meer heimelijk te bewonderen. Althans zacht te beoordeelen. En dat vooral als men weet dat de officieren van gezondheid bij de Marine als jong student in dé geneeskunde als zij noch de geneeskunde, noch „das Militar", het laatste wel het mmst, kennen hun toekomst voor lange jaren „verkoopen" Jaren geleden is een officier van gezondheid door het Hoog Militair Gerechtshof vrijgesproken van „dienstweigering", toen hij géén ,gevolg wenschte te geven aan de opdracht van zijn commandant om een lijft vaf lyders aan bepaalde ziekten onder de bemanning over te leggen, wijl hij dat m strijd achtte met zijn beroepsgeheim. Dien hoogsten beroepsplicht mocht hij let wel, m vredestijd met straffeloos schenden op bevel van zijn meerdere. Ten onrechte wordt daarop thans in verband met de vofr? TCT6en beTp gedaan door Dr" Knkhof in het „Tijdschrift I wH T,f 6 Waar df?6 m6t dien "b°°gsten beroepsplicht" op één -lijn wil stellen den „gewonen beroepsplicht" van den officier van gezondheid

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 71