806
het behandelen van de zieke en gewonde militairen. Want de zeggenschap
daarover vooral in tijd van oorlog, maar als puntje bij paaltje komt ook
in tijd van vrede is per slot van rekening bij den commandant en bij
niemand anders In de voorschriften is dan ook alleen de bepaling opge
nomen, dat bij de overwegingen van den geneeskundigen dienst „het wel
zijn van den soldaat den voorrang heeft boven mogelijke bezwaren van
administratieven aard". Uitdrukkelijk is hem voorgeschreven „rekening te
houden met „de tactische eischen" om daarnaast te trachten
zooveel mogelijk recht te doen wedervaren aan de technisch-medische
eischen".
Als officier echter moet de officier van gezondheid onvoorwaardelijk
het bevel van zijn commandant gehoorzamen de kwestie van het beroeps
geheim zij hier verder buiten beschouwing gelaten onverminderd zijn
plicht, zoo mogelijk nog tijdig daartegen bestaande bezwaren te opperen
en zijn recht zich achterna na gehoorzaamd te hebben over zijn chef
en diens opdracht te beklagen. Als officier is ook de officier van gezondheid
geroepen, "mede de krijgstucht te helpen handhaven en dit als een van
zijn hoogste beroepsplichten als officier te beschouwen. Als officier moet voor
den officier van gezondheid de eer van land en vlag den voorrang hebben
boven veel, zeker boven het welzijn van den soldaat laat staan
boven het welzijn van den muiter zelfs boven het eigen welzijn. Dan
moet het „recht doen wedervaren aan technisch-medische eischen" geheel
op den achtergrond staan. Onverschillig of in dit geval rechtsreeks of indirect
de officier in den dokter werd bedreigd of aangevallen, was het zijn plicht
geweest den aanval op de eer van land en vlag onverwijld met alle middelen
en tot eiken prijs te helpen afslaan. Natuurlijk om het initiatief van den wnd.
commandant daartoe te steunen. Zelfs om, als een der oudere officieren,
het initiatief daartoe te helpen nemen of zelfstandig te nemen. We willen
echter niet zoover gaan, dat we voor het geval alle meerderen en ouderen
in dienstjaren hun plicht verzaakten, hem het recht zouden willen ontzeggen,
zich op overmacht te beroepen.
Maar de vraag van een man als Dr. Pinkhof, of men hem „als hij zelf de
eenige arts aan boord, gewond zou zijn geraakt, niet zou hebben verweten,
dat door zijn schuld de overige gewonden, officieren zoowel als schepelingen
zonder hulp zouden zijn gebleven", kan slechts bevestigend worden beantwoord
voor het geval hij als officier van gezondheid voor de verdediging van de
eer van land en vlag buiten noodzaak hulp had geboden of die door zijn
commandant ten onrechte van hem was gevraagd, (maar dan had hij die
nog niet mogen weigeren en droeg alleen de commandant de verantwoor
delijkheid)
Die noodzaak bestond echter zonder twijfel. De officier van gezondheid'
is nu eenmaal officier die zich als zoodanig bij eede heeft gebonden
en niet, zooals Dr. Pinkhof wil „maar een arts, wiens arbeidsveld nu eenmaal
de gewapende macht is, en die voor en boven alles zijn plicht als arts heeft
te vervullen". Dergelijke artsen, hoe voortreffelijk overigens ook, kan men
nu eenmaal in het leger en op de vloot als officieren niet gebruiken. Op.
„De Zeven Provinciën" waren er tal van verzachtende omstandigheden en
men heeft die in de procedure ook wel laten gelden ten aanzien van den
dokter: had hij zich als officier strikt neutraal en op den achtergrond
gehouden, voor zoover hij als dokter den voorgrond schuwde en dus den
strijd, het ware tot daaraan toe. Nu hij dat niet deed, kan de plichtsverzaking
van al die andere officieren hem als officier niet redden".
Generaal Dr. J. C. Diehl, oud-inspecteur van den militair geneeskundigen
dienst in Nederland, schrijft in de „Geneeskundige Gids" van 25 Mei 1.1.
onder het hoofd „De officiersplichten van den Officier van Gezondheid"