818 Het nieuwe Eng. voorschrift „Military Engineering Vol. IV (Demolitions and mining)" behandelt op overzichtelijke wijze en aan de hand van vele schetsen en foto's achtereenvolgens de bij het Eng. leger in gebruik zijnde spring- en ontstekingsmiddelen met hunne behandeling, vernielingen te velde, mijnen velden en het mineeren. In gebruik zijn guncotton, ammonal en dynamite, onderschei denlijk bestemd voor het doorslaan van ijzerwerk (betonbalken enz.), voor grondmijnen en voor het opblazen van rotsen. De explosie van ammonal verloopt minder snel dan die der beide andere springstoffen, welke een verbrijzelende uitwerking hebben. Bij vernielingen te velde worden naar gelang van het beoogde doel strategische en tactische vernielingen onderscheiden, terwijl mede een verdeeling in offensieve en defensieve vernielingen wordt gemaakt. Onder offensieve vernielingen worden b.v. gerangschikt vernielingen van 's vijands verbindingen en loopgraven voor of gedurende den eigen aanval, terwijl vernieling van aan de eigen zijde van 's vijands frontlijn gelegen objecten ter vertraging van 's vijands opmarsch als defensieve worden aangemerkt. Bij vernielingen te velde wordt aan brugvernieling volle aandacht besteed en worden o.m. behandeld de instructie voor den met de ontsteking belasten cdt. en de volledige en minimum programma's. Voor niet te zware houten bruggen wordt in brand steken m.b.v. petroleum of teer aanbevolen, overi gens wordt het gebruik van springmiddelen aangegeven. Voor het vernielen van tunnels wordt aanbevolen het over ongeveer 20 m. lengte doorslaan van den boven(zij) wand d.m.v. een aantal kleine ladingen, e.e.a. ter plaatse waar de erop rustende grond vrij zacht is; de tunnel zal dan door den gronddruk geheel verstopt worden. Indien slechts zeer tijdelijke onbruikbaarmaking beoogd wordt, kan volstaan worden met het in de tunnel tot botsing bren gen van rollend materieel, waarna eventueel intacte assen alsnog doorge slagen moeten worden. Bij diepwaterputten wordt een kleine lading (2 a 3 dynamite patronen) in den put op een flinken afstand beneden het maaiveld doch boven het vloeistofpeil tot ontploffing gebracht, terwijl men bovendien te voren de onderdeelen van de diepwelpomp na demontage in den put laat vallen. Bij de toepassing van landmijnen zegt het voorschrift, waarschijnlijk als gevolg van de bittere ervaring door eigen tanks t.a.v. vroeger gelegde doch inmiddels vergeten mijnenvelden opgedaan„Careful records shoud be kept of the position and nature of all mines laid. It may often be necessary to mark the position of contact mines with notice boards, pegs or flags to safeguard our own troops and vehicles these marks must be removed before the retirement has been completed". De toe te passen mijnen worden onderscheiden in contactmijnen, mijnen welke op eenigen afstand door een waarnemer op het vereischte oogenblik tot ontsteking worden gebracht en- mijnen met vertraagde werking. Het voor antivechtwagen-mijnenvelden te bestemmen mijntype is blijkens een mededeeling in het voorschrift nog niet vastgesteld. De gehouden proeven wijzen echter in de richting van een discusvormige contactmijn, diameter cm., hoogte 6y2 cm. met een springlading van 2 kg. Het gewicht van de mijn bedraagt 3.4 kg. (verpakt 4.5 kg). Aan de bovenzijde bevindt zich een detonator, welke bij zware belasting tot ontsteking komt. De mijnen worden zoodanig gelegd, dat zij nog juist door wat aarde bedekt worden. Zou men ze niet ingraven, dan zouden zij t.g.v. htm zichtbaarheid mogelijk door vechtwagens kunnen worden verme den. I.v.m. de moeilijke maskeering in geheel open terreinen, wordt toe passing van schijnmijnenvelden aanbevolen. Opmerking verdient de aan wijzing „Owing to the large number required to cover any great length of front, it will seldom be possible to put more than one row and still less often will it be possible to lay a mine field in the open". Zoo mogelijk zal gestreefd worden naar een dubbele rij. In een rij komen de mijnen met 0.30 m. tusschenruimte. De afstand tusschen twee rijen bedraagt eveneens 0.30 m„ terwijl de rijen 0.15 m. onderling verspringen. Men kan zich echter met een minder dichte belegging tevreden stellen,,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 84