830
ketels, ruimte biedt voor het opbergen van de meest noodzakelijke ingre
diënten en gereedschappen.
In het Militar Wochenblatt van 4 Mei 1934, vinden we een beschrijving
van de nieuwe veldmuts van het Duitsche Leger, benevens een drietal dui
delijke foto's van de nieuwe velduniform. Opvallend zijn daarvan de kraag
die zoowel open als aan den hals gesloten kan worden gedragen en de schoe
nen, n.l. de voor de Duitsche infanterie traditioneele „halve laarzen", op
de wreef voorzien van een rijgsluiting. Bij het nieuwe hoofddeksel is de
klep weggelaten, zoodat alle stijfheid verdwenen is. Het is een muts die
gemakkelijk opgerold kan worden en waarvan de opstaande rand naar be
neden kan worden geklapt ter bescherming van de ooren tegen de kou.
Voorschriftmatig wordt de muts eenigszins scheef op het hoofd geplaatst,
waarbij bij het aantreden van een onderdeel op eenheid in den stand dient
te worden gelet.
Mavors Mei 1934. Kapitein W. Bloema geeft in het artikel
Kleeding en uitrusting van Reserve-Officieren" een overzicht van de
toelagen, die in het Nederlandsche Leger voor aanschaffing van nieuwe
uniformen worden toegekend, waaruit o.m. blijkt, dat ook bij uniform
verandering een zekere vergoeding voor de kosten van het vermaken worden
toegekend. Voorts geeft hij een opsomming van hetgeen een officier bij
opkomst in vredestijd, bij manoeuvres en bij vertrek te velde bij zich behoort
te hebben, alsmede de wijze waarop deze artikelen het best kunnen worden
gepakt.
Dezelfde Schr. bespreekt in Mavors Juni 1934 het nieuwe „Boekwerk Uni
formen" der Nederlandsche Landmacht. Geconstateerd wordt, dat hiermede
voorloopig de geruchten omtrent voorgenomen uniformwijziging in Neder
land (open jas) van de baan zijn.
Er is onderscheid gemaakt tusschen kleedingstukken waarvan het bezit
verplicht, en die waarvan het bezit facultatief is (b.v. de donkere uniform
voor Reserve-Officieren). Een dertiental bladzijden is gewijd aan de be
schrijving der vele onderscheidingsteekenen, door Schr. gekwalificeerd als
„een goedkoop, doch tevens algemeen gewaardeerd middel tot het op peil
houden van een gezonde rivaliteit". Gewezen wordt op eenige punten van
verschil tusschen de bepalingen omtrent „Tenuen" in het Boekwerk Uni
formen en het Reglement op den Inwendigen Dienst. Schr. besluit het artikel
met den wensch „dat het nieuwe Boekwerk Uniformen lang ongewijzigd
moge blijven en den naam „Uniform" eer aandoen".
de B.
Geneeskundige Dienst, enz.
Wetenschappelijk jaarbericht 1933 der Vereeniging ter beoefening van de
krijgswetenschap. De militair Geneeskundige Dienst door Dr. Ch. G. J.
Dorniekx.
In 1932 werd het boek aangeschaft van Luit.-Gen. Mélis, die gedurende
den wereldoorlog Inspecteur van den Belgischen M. G. D. is geweest. Hij be
schrijft daarin de ervaringen van den geneeskundigen dienst van een leger,
waarvan de hulpmiddelen van den M.G.D. in den aanvang bescheiden waren,
zoowel wat betreft het materieel als het personeel. Herhaaldelijk wijst hij op
de noodzakelijkheid van zelfstandigheid van den M. G. D. in technisch-medi-
sche aangelegenheden en van een voortdurende nauwe samenwerking tus
schen de verschillende staven en de leidende off. v. gez. Aanvankelijk was
dit niet zoo en was het b.v. mogelijk, dat de M. G. D. bij verschillende divisiën
verschillend geregeld was met alle bezwaren van dien. Ook volgens Gordon
Wilson ligt het geheim van een succesvolle werking van den M. G. D. te velde
in deze samenwerking. Wil deze samenwerking mogelijk zijn, zoo dient zoowel
bij den militairen aanvoerder als bij de off. v. gez. een ruime kennis van de