929
de tijdvakken, gedurende welke deze acties zich moeten doen gevoelen
Yfactor tijd) c. de terreinen, waarbinnen deze acties worden uitgevoerd
(factor ruimte). Deze elementen zijn voor een opdracht noodig en voldoende.
Uitdrukkingen als „een aanval dekken in dat terrein", „den vijand tegen
houden op die as" worden te vaag geacht, zijn slechts tactische aanwijzingen;
uitdrukkingen als „dat terrein harceleeren", „dat punt van nadering ont
zeggen aan den vijand" hebben betrekking op de uitvoering en zijn te eng
begrensd.
Onder het IVde hoofdstuk worden eerst de artilleristische middelen
onder oogen gezien. Opgekomen wordt tegen de methode om de toe te be-
deelen sterkte aan artillerie te bepalen in verband met de frontuitbreiding
van de te steunen infanterie. Men dient niet alleen rekening te houden
met de breedte van het gevechtsfront, doch ook met de diepte waarover
het artillerievuur verdeeld moet worden. Aan den anderen kant moet men
bedenken, dat, al is het artillerievuur slechts effectief indien het een bepaalde
breedte niet overschrijdt, men het vuur toch achtereenvolgens op verschil
lende doelen kan leggen. Daarna worden eenige voorbeelden genoemd om
dit te verduidelijken, waaruit de conclusie wordt getrokken, dat men dus
geen algemeene regels kan geven voor de aan eene operatie toe te bedeelen
artillerie elk bijzonder geval vraagt zijne eigen oplossing. Maar men kan
wel zeggen, dat het opnemen van de gevechtsaanraking met betrekkelijk
zwakke krachten kan geschieden, terwijl men geen gevecht in de diepte
moet aangaan zonder zeer krachtige middelen.
Tenslotte wordt er op gewezen, dat de vechtwagens geen aequivalent
vormen voor de artilleristische middelen.
Daarna wordt de verdeeling van de toebedachte artillerie behandeld,
waarvoor twee verschillende methoden kunnen worden gevolgd.
a. Toebedeeling aan ondergeschikte echelons van middelen ter versterking,
genomen uit de middelen van het hoogere echelon.
b. De directe vastlegging van de middelen, belast met de uitvoering van
gegeven opdrachten.
In verband met deze verdeeling wordt de opstelling van de artillerie
geregeld.
In den loop een gevecht kunnen de behoeften van een bepaalde manoeuvre
veranderen, hetzij door een vooropgezet plan, hetzij door de gebeurtenissen.
De verdeeling der middelen, en bijgevolg de indeeling der artillerie zal dus
eveneens veranderd moeten worden na een bepaalde beginsituatie. Deze
verandering kan belangrijke wijzigingen omvatten, bestaande in voorwaartsche,
achterwaartsche of zijwaartsche verplaatsingen van deelen der artillerie.
Echter kan men ook vaak de aanvankelijke indeeling van de artillerie
varieeren zonder verplaatsing van materieel, maar door wijzigingen in de
zones van actie der eenheden en een daarmede verband houdende inrichting
der verbindingen. Dit deel van de artillerie-manoeuvre wordt genoemd
„manoeuvre des feux".
De Juni-aflevering 1934 van de Algemeine Schweizerische Militar Zeitung
is een „Artillerie-Heft". Vermoedelijk dankt het zijn ontstaan aan de in
Zwitserland bestaande plannen tot uitbreiding en reorganisatie der artillerie.
In het eerste artikel „Zur Einführung des Artillerieheftes" wijs Oberst
Bircher op de noodzaak om de artillerie niet te verwaarloozen. Hij haalt
eenige uitlatingen aan van bekende schrijvers over den wereldoorlog om aan
te toonen, dat die verwaarloozing steeds groote nadeelen medebrengt. Aan
Oostenrijksche zijde wijt men het verliezen van den oorlog aan de omstandig
heid, dat de artillerie van het leger te zwak was. Vervolgens behandelt hij de
eischen, die na den oorlog aan het artilleriematerieel gesteld werden door
-den Franschen generaal Herr en in Schwarte's „Kriegstechnik der Gegen-
wart".
In Reorganistionsfragen der Artillerie schrijft Oberst Gübeli over de ge-
wenschte organisatie der Artillerie.