pen, rukte het overschot van de troepen uit Tjakranegara te 5
n. m. den tempel binnen.
Nauwelijks was men binnen de muren, of de op twee plaatsen
zwaar gewonde generaal Van Ham blies den laatsten adem uit.
Het bleek den troepen in het sawahbivak al evenmin voorspoe
dig te zijn gegaan. Daar had men de eerste verliezen gekregen bij
een poging tot ondersteuning van de bedreigde lotgenooten in
Tjakranegara. Al spoedig moest daarvan afgezien worden. Bedacht
op eigen veiligheid was men ten slotte genoodzaakt in den genoem
den tempel een schuilplaats tegen het vijandelijk vuur te zoeken.
Intusschen was de colonne Van Bylevelt, die omstreeks half drie
in den morgen van 26 Augustus te Soekarara de spoedorder om
onder veiligheidsmaatregelen op Mataram terug te trekken had
ontvangen, teruggekeerd en in den middag ongehinderd met slaan
de trom een eindweegs Tjakranegara binnengetrokken, totdat
plotseling van weerskanten van den weg een krachtig moordend
vuur ontvangen werd van achter de van schietgaten voorziene
kleimuren. Niettegenstaande dezen zoo geheel onverwachten aanval
verloor de troep geen oogenblik zijn tegenwoordigheid van geest,
de colonne hield zich kranig, de samenhang ging geen oogenblik
verloren.
Ten einde het vijandelijk vuur beter te kunnen bestrijden, schoot
de bergartillerie in schuine richting met granaten bressen in de
muren, door welke openingen de hoofdtroep salvo's op de erven
gaf.
Toen de Overste Van Bylevelt tot de ontdekking kwam, dat in
Tjakranegara zich geen der onzen meer bevond, besloot hij deze
plaats te verlaten en naar het sawahbivak te marcheeren. Hoe
teleurgesteld was de troep toen ook dat verlaten bleek. Doch
weldra klonken hoornsignalen uit den tempel, waarop de colonne
met behoud van alle wapenen en geschut en met medevoering
van al haar gewonden (35) dien tempel binnentrok. Zij had boven
dien een verlies van 16 dooden, die onderweg helaas moesten
worden achtergelaten.
Aldus waren den avond na den overval in den tempel tusschen
Mataram en Tjakranegara vereenigdhet 6de bataljon (op 3
sectiën na), het 7de bataljon, 1 sectie bergartillerie, 1 veldstuk, 1
sectie genietroepen zoomede de staf der expeditie. Omtrent het
lot der overige troepen verkeerde men in groote onzekerheid.
De troepen bevonden zich in den tempel geenszins in gunstige
conditie. Tengevolge van de geringe beschikbare ruimte waren
ze zeer opeengedrongen gelegerd, bovendien ontbrak het noodige
tot verzorging van de gewonden, waarom men den tempel verliet
ten einde zich in verbinding te stellen met de op de landingsplaats
Ampenan gestationneerde afdeeling. Het spreekt vanzelf, dat ook
op dien tocht de Baliërs onze troepen niet ongemoeid lieten. Den
27en Augustus te 6 v.m. begon de terugtocht. Al vechtende ging
846