Weldra brachten de Baliërs, die voor het eerst in 1692 een ern-
stigen aanval op het eiland Lombok deden, dit geheel onder hun
invloed, zoodat hun gezag in 1740 daar voor goed gevestigd en het
geheele eiland onder Balisch oppergezag geplaatst was.
Pogingen der Sasaks, de oorspronkelijke Mohamedaansche be
woners van Lombok, zich daarvan te bevrijden, mislukten geheel,
ofschoon hun kans in 1824 gunstig gestaan heeft, toen den viertal
door de Baliërs gestichte vorstendommen Mataram, Karangasem,
Pagasangan en Pagoetan, gelegen in het westelijke gedeelte van
Lombok gesticht hadden, het onderling zeer one',ens waren en om
den voorrang streden. Talrijke gevechten op kleine schaal tusschen
die vorstendommen onderling, waren hiervan het gevolg, totdat
in 1838 tusschen Mataram en Karangasem een bloedige oorlog
uitbarstte, waaraan weldra ook de beide andere staatjes deelna
men. Die oorlog eindigde ten laatste hiermede, dat Mataram over
alle de zege wegdroeg en na de drie andere rijkjes bij zijn gebied
te hebben ingelijfd, voortaan geheel Lombok beheerschte. Niet de
oorspronkelijke bewoners, de Sasaks, doch de Baliërs voerden den
boventoon.
Eerst in 1843 achtte onze regeering het noodzakelijk in ernstige
aanraking met Lombok te komen en wel omdat men Engelsche
inmenging vreesde in de Lomboksche aangelegenheden. De
Britsch-Indische regeering vroeg nl. een lijst van de volken onder
onzen invloed staande. Wilde onze regeering de rechten op Lom
bok erkend zien, dan moest dat eiland op de lijst voorkomen.
In 1843 sloot de vorst van Mataram een contract met het N.I.
gouvernement. Hoewel geen waarborgen, dat dit contract zou
worden nagekomen, aanwezig waren, was althans op papier Engel
sche inmenging daarmede uitgesloten. Tot 1849 bleef Mataram een
onderhoorigheid van Karangasem op Bali.
In den oorlog, dien wij in dat jaar op Bali voerden, zond Mata
ram ons hulptroepen tegen Karangasem (Bali) en Kloengkoeng;
tot belooning ontving het Karangasem als wingewest, waar een
van 's vorsten bloedverwanten tot stedehouder werd aangesteld.
Over Lombok zelf voerde de vorst van Mataram het bestuur, bij
gestaan door een raad van Balische rijksgrooten. Hij oefende een
absoluut gezag uit over de Sasaks, de districten waarin het eiland
verdeeld was, liet hij door leden van den Balischen adel besturen.
Deze districtshoofden of poenggawa's waagden zich slechts zelden
onder de inheemsche bevolking, zij hielden hun verblijf in het
Balische gedeelte, vanwaar zij hun bevelen uitvaardigden door
tusschenkomst van Sasaksche beambten.
Terwijl van onze zijde aan het in 1843 gesloten contract de be-
teekenis werd gehecht van erkenning der Nederlandsche opper
heerschappij, schijnt Mataram, welks hulptroepen in 1849 in onzen
strijd tegen Karangasem onder eigen vlag streden, gemeend te
hebben, dat daarin slechts sprake was van bondgenootschap en
vriendschap.
834