den dam een zoodanig gat geslagen wordt, dat deze waarschijnlijk
zal instorten. Deze tabel kan dus samen met tabel III gebruikt
worden om het te verwachten resultaat bij den aanval op een
dam na te gaan. Als een 300 kg. bom van een hoogte van 3000
m. geworpen wordt, zal deze 14 m. onder water springen. Is de
dam daar niet dikker dan 5,2 m. dan zal een gat geslagen worden,
hetwelk vermoedelijk het instorten van den dam tengevolge zal
hebben.
Het valt op dat deze gegevens weinig overeenkomen met die
vermeld door den Kapitein van Oosten in het Wetenschappelijk
Jaarbericht 1932 op bladz. 318 vooral de diepte verschilt aan
merkelijk.
Tabel V. Percentage treffers van de Amerikaansche scherfbom
van 14 kg.
afstand tot het springpunt
percentage treffers.
10 m.
20 m.
86 °/0
30 m.
40 m.
25 °/0
50 m.
18 °/o
Aanteekeningen bij Tabel V.
Deze getallen beteekenen, dat in de richtingen waarin de scher
ven weggeslingerd worden, b.v. binnen 10 m. van het springpunt
op 100 verliezen aan personeel gerekend mag worden. De per
centages zijn practisch bepaald door op verschillende afstanden
rondom het springpunt houten manschijven te plaatsen en de
treffers te tellen. De invalshoek waaronder de bom den grond
treft, en de constructie van de bom beïnvloeden echter in hooge
mate den vorm van het treffer beeld x)Ideaal zou natuurlijk zijn
indien dit cirkelvormig was, doch dit wordt lang niet altijd
bereikt. Zoo zal het trefferbeeld van een in scheervlucht afge
worpen bom zeer ongunstig zijn vergeleken bij dat van een bom,
welke den grond onder een hoek van 70 a 80° treft.
De maximum gevaarlijke afstand voor scherven van ■mijnbom-
men moet op ongeveer 100 m. gesteld worden, hetgeen kan dienen
om in verband met de spreiding de afmetingen van de oefen-
werpterreinen vast te stellen.
1) Onder trefferbeeld hier te verstaan het oppervlak waarover de scher
ven verspreid worden.
869
O
O
O
O
4*
O
O