2°. Een typische werking op de wanden van de longblaasjes en van de longbloedvaatjes. De gevolgen van deze werking wor den na eenigen tijd merkbaar doordat zicE, bij de phosgeen- en perstofvergiftiging na enkele uren, bij de chloor- en chloorpicrine- vergiftiging meestal eerder, het hierna te beschrijven longoedeem ontwikkelt. Longoedeem. De verstikkende gassen tasten de wanden van de longblaasjes en longhaarvaten aan. Deze worden door laatbaar voor vocht waardoor het bloedplasma (waarin zich aan vankelijk geen bloedcellen bevinden) uit de vaten en in de longen treedt. De longen vullen zich langzamerhand met vocht en nemen in gewicht sterk toe. Meer dan de helft van de bloedvloeistof kan in de longen treden. Ten gevolge van het volloopen der long blaasjes is het ademoppervlak aanzienlijk verminderd en wordt het bloed onvoldoende van zuurstof voorzien, waardoor ook in de weefsels een gebrek aan zuurstof ontstaat. Later vermindert eveneens de koolzuuruitscheiding en ontstaat naast het zuurstof gebrek een te veel aan koolzuur. Ten gevolge van het te kort aan zuurstof en het te veel aan koolzuur worden de patiënten onrustig en benauwd. Zij steunen en kuchen. Het gelaat wordt blauwrood en zwelt op. De neusvleugels en ademhalingsspieren trachten door sterke inspanning in de zuurstofopname te voorzien, echter hebben de met vocht gevulde longen hun elasticiteit ver loren en kunnen de inademingsbewegingen van de borstkas niet volgen. Bij de uitademing veert de borstkas met kracht terug en slaat het zich in de longen bevindende vocht met de nog aan wezige lucht tot schuim, dat als een geelroode schuimende vloei stof uit mond en neus te voorschijn komt of door afsluiting der luchtwegen tot een plotseling verstikken aanleiding geeft. 3e. De secundaire gevolgen van de veranderingen in het long weefsel, voornamelijk wat betreft het hart, de vaten en de sa menstelling van het bloed. Ten gevolge van het uittreden van vocht door de wanden van de longblaasjes en haarvaten dikt het bloed in. Het aantal bloed lichaampjes, dat normaal 5 millioen per mm3 bedraagt, kan bij sterk ontwikkeld longoedeem toenemen tot 9 a 10 millioen per mm3. In overeenstemming hiermede is het gehalte aan roode bloedkleurstof eveneens sterk vermeerderd. Het ingedikte bloed beweegt zich uiterst moeilijk en langzaam door de vaten. Boven dien is de weerstand in de door het longoedeem gedeeltelijk dicht gedrukte longhaarvaten sterk toegenomen. Ten gevolge van den verhoogden weerstand in het vaatstelsel moet het hart veel en zwaar werk verrichten, terwijl het bovendien onvoldoende van zuurstof wordt voorzien. Onder deze omstandigheden kan het 881

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 55