Een tweede vraag die zich bij de behandeling der door mosterd
gas veroorzaakte huidaandoeningen voordoet is of de blaren moe
ten worden intact gelaten of verwijderd. Büscher geeft hieromtrent
duidelijke en door andere schrijvers erkende voorschriften.
Kleine blaren worden niet geopend, zij schrompelen en drogen
in, terwijl er onder reeds nieuwe huid is gevormd. Groote sterk
gespannen blaren worden steriel aangeprikt maar niet verwijderd
de huid van de blaar valt op de basis neer en beschermt het onder
liggende weefsel tegen infectie. Bij de zeer ernstige beschadigin
gen, waarbij zich randstandige blaren om een afgestorven, blauw-
doorschemerend huidgedeelte bevinden, worden de blaren en de
doode opperhuid verwijderd. De wond die hierdoor is ontstaan
wordt behandeld met in Dakinsche vloeistof of chloramine op
lossing gedrenkte omslagen, afgewisseld door uitspoelen met water-
stofperoxyde 3% en heete lucht- of zonbehandeling. Is de wond
gezuiverd en van afgestorven stukjes weefsel bevrijd, dan volgt
behandeling met granulatiebevorderende zalven pellidolzalf 2%,
epitheelzalf, granugeen pasta, enz.
Tijdens de wondbehandeling tracht men de afweerkrachten van
het lichaam te verhoog'en door het onder de huid toedienen van
injecties omnadin, caseosan of detoxin.
Ten slotte wordt vermeld dat door het Desitin-Werk Karl Kli
niek Hamburg 2 verschillende Yperietzalven in den handel zijn
gebracht. De Yperietzalf No. I, die behalve Amerikaansche vaseline
een sterk oppervlakte anaestheticum bevat, wordt in de eerste
dagen van de behandeling gebruikt. De Yperietzalf No. II, dat is
Desitinzalf vermengd met chloor, zinkperhydrol, tannine en een
zwak oppervlakte anaestheticum, wordt in de latere stadia toe
gepast.
Behalve de reeds eerder genoemde nadeelen die aan iedere
behandeling met zalven zijn verbonden, wordt door vele schrij
vers het gebruik van anaesthesinebevattende zalven als bijzonder
nadeelig voor de wondbehandeling beschouwd. Flury verwerpt
het gebruik van zalven die op grond van theoretische overwegin
gen zijn samengesteld en waarvan men onvoldoende ervaring
heeft in de toepassing.
De behandeling der ademhalingsorganen. Van personen, die
onbeschermd in een met mosterdgas besmet terrein hebben ver
toefd, moeten in de eerste plaats de mond en de neuskeelholte
worden ontsmet. Men laat de patiënten gorgelen en geeft neus-
spoelingen met 2% opl. van bicarbonas natricus. Indien zich op
het neusslijmvlies korsten hebben gevormd, worden deze aange
stipt met nitras argenti of men druppelt menthol-paraffine in den
neus (R. menthol 0,5, paraffin liquid 50).
Ten einde de bovenste luchtwegen van eventueel nog aan
wezige, zeer geringe hoeveelheden mosterdgas te ontdoen en de
korstvorming tegen te gaan, wordt inhalatie van waterdamp waar
aan eukalyptus of terpentijn is toegevoegd aangeraden. Bij heesch-
893