in verschillende Engelschekoloniën steunende uitspraken welke
naar onze meening veel bijdragen tot eene juiste belichting van
onderwerpelijke vraag en welke hierna zullen worden weerge
geven.
I. Imperial Policingby Major-General Sir Charles W. Gwynn.
Dit boek is verdeeld in 12 hoofdstukken. In de eerste twee
hoofdstukken, getiteld resp. „The nature of the Army's police
duties" en „Principles and doctrine" wordt in algemeene trekken
het aandeel, dat aan het leger bij het dempen van binnenlandsche
onlusten kan worden opgedragen, zoomede de wijze waarop het
daarbij dient op te treden, behandeld. Hoe interessant en in
sommige opzichten leerrijk deze hoofdstukken voor ons mogen
zijn, de bespreking hiervan zullen wij nalaten, wijl deze buiten
het bestek van dit artikel valt.
Voor de nadere belichting van de bij de inleiding gestelde vraag,
achten wij van de Hoofdstukken III t/m XII, waarin de verrichtin
gen van het leger bij het dempen van onlusten in verschillende
Engelsche overzeesche gebieden worden behandeld, de hoofdstuk
ken III, IX en X getiteld resp. „The Moplah rebellion", „Palestina
1929" en „Peshawar district 1930" van belang.
In het volgende geven wij enkele meeningen en conclusiën
van den schrijver, vrij vertaald, weer.
a. The Moplah rebellion 1921.
Het terrein van actie (district Malabar, behoorende tot het
Gouvernement Madras) is gelegen tusschen de W. hellingen van
het Mysore plateau, de Nilgiri heuvels en de zee. Langs de kust
strekt zich een smalle zandstrook uit. Landinwaarts verheft de
bodem afwisselend bebouwd met padi en klappers zich ge
leidelijk om daarna over te gaan in de zwaar bergachtige en sterk
begroeide wildernis.
Voor de tegenpartij biedt het vele schuilplaatsen en een ruime
gelegenheid tot het leggen van hinderlagen.
De wegen waren voor het meerendeel landwegende bruggen
lieten slechts vervoer per inheemsch voertuig toe.
Het klimaat is zeer heetten tijde van de actie vielen zware
regens en belemmerden de troepenbewegingen in ernstige mate.
V.w.b. de bevolkingsdichtheid heeft het gebied van actie meer
overeenkomst met Java dan met de Buitengewesten. De bevolking
bestond hoofdzakelijk uit Moplahs (Mohammedanen) en Hindoes.
Vorenstaand beeld is ons lang niet vreemd. Het doet, voor
zoover het de terreingesteldheid en het wegenstelsel betreft, den
ken aan de meeste streken in de Buitengewesten en aan vele
gebieden op Java.
De beweging was gericht tegen het Gouvernement.
Omtrent den aard van het verzet zij vermeld, dat deze veel
overeenkomst vertoont met de bekende Atjehsche strijdwijze en
903