van den wettigen troonopvolger Ratoe Anak Agoeng K'toet
Karangasem,
3) bereidverklaring tot het sluiten van een nieuw contract over
eenkomstig het verlangen van den Gouverneur-Generaal,
4) betaling van de door de regeering uitgeruste expeditie.
Alvorens tot de landing over te gaan moest de opperbevel
hebber deze eischen schriftelijk aan den vorst mededeelen, met
bepaling, dat deze binnen een zeer korten termijn de thans gestelde
eischen onvoorwaardelijk moest inwilligen. Werd hieraan voldaan,
dan zouden de troepen toch ontschepen ten einde aan den wal
te blijven, totdat aan alle eischen volledig was voldaan. In het
tegenovergestelde geval zouden de vijandelijkheden onmiddellijk
een aanvang nemen.
Als object der krijgsverrichting noemde de instructie het in
bezit nemen en bezetten van Mataram met bijgelegen versterV
kingen.
Aan het beleid van den opperbevelhebber werd overgelaten in
hoeverre hij van de hulp der Sasaksche bevolking gebruik zou
maken. Echter werd medewerking van de Sasaks bij de eigenlijke
krijgsverrichtingen niet wenschelijk genoemd.
Ten behoeve van het vervoer der troepen van Java naar
Lombok werden op verschillende data in de laatste helft van
Juni de verlangde K. P. M. schepen te Tandjong-Priok en Soe-
rabaja ter beschikking van het D. v. O. gesteld.
Den 3en Juli zou de expeditie van Soerabaja vertrekken. Alzoo
vertrokken den 29en en 30en Juni en den len Juli vijf schepen
van Tandjong-Priok, de zes overige vertrokken den 2en Juli van
Semarang. Op den daartoe bestemden dag te 5.30 n.m. vertrok
de geheele transportvloot van Soerabaja. Alleen de Maetsuiker
met het commando en den staf van de expeditie aan boord was
van Tandjong-Priok rechtstreeks naar Lombok gestoomd. Den
5n Juli 's ochtends vroeg kwam de transportvloot op de reede
van Ampenan voor anker. De Maetsuiker lag daar sedert den
3den.
4. De landing en het betrekken der bivaks.
Op den 6en Juli werd in den vroegen morgen onder bescher
ming der marine echelonsgewijze met de landing te Ampenan
begonnen. Van vijandelijke daden der bevolking werd niets be
speurd. Na een korte onderhandeling, waarbij de vorst de bij
het ultimatum gestelde eischen, m.u.v. de uitlevering van Anak
Agoeng Madeaannam, werd op 11 Juli van Ampenan naar
Mataram afgemarcheerd, teneinde volledige inwilliging te ver
krijgen. Niettegenstaande de vorst even voor den afmarsch ver
klaarde aan al de gestelde eischen te zullen voldoen, werd door
gemarcheerd. Ter bescherming van de operatiebasis bleef een
840