jaar. Van de vijf Europeesche typhuslijders waren er twee niet
ingeënt. Er kwamen geen sterfgevallen voor. Van de vijf niet-
Europeanen (4 Javanen, 1 Soendanees) waren allen volgens het
ziektenboekje ingeënt1 Javaan en 1 Soendanees overleden. De
periodieke inentingen hebben duidelijk invloed uitgeoefend op de
morbiditeit; terwijl de typhus vroeger één der voornaamste doods
oorzaken in het leger was, 10 25 van de totale sterfte, heeft
deze nu slechts twee sterfgevallen ten gevolge gehad (1,4 van
de totale sterfte).
De tropische vlektyphus werd vroeger meestal gerangschikt
onder typhus of de ongeclassificeerde koortsen. Door de verbeterde
diagnostiek wordt deze ziekte meer bekend en als gevolg daarvan
stijgt het aantal. In 1933 werd 70 maal die diagnose gesteld, voor
namelijk in het gewest Atjeh en Onderhoorigheden (53 van de 70).
Het ziektecijfer van malaria is steeds dalende. Weliswaar steeg
dit cijfer van de Europeanen van 2,9 tot 3,2 hetgeen echter
nog aanzienlijk geringer is dan in 1931 en vorige jaren. Bij de niet-
Europeanen zette de daling van het ziektecijfer zich voort tot
6,3 Het totale ziektecijfer daalde van 6,4 tot 5,6 Het
ziektecijfer bij de Europeanen is kleiner dan bij de niet-Euro-
peanen. Dit moet voor een groot deel worden toegeschreven aan
het feit dat de Europeanen voornamelijk op Java gelegerd zijn,
alwaar in de garnizoensplaatsen minder malaria voorkomt dan in
de buitengewesten. Als doodsoorzaak kwam malaria niet voor.
1 niet-Europeaan stierf aan febris intermittens (intermitteerende
koorts)
Vervolgen wij met de statistiek der influenza, dan zien wij, dat
na een topje in 1931 de influenza in frequentie weer terug gaat.
Bij de Europeanen daalt het ziektecijfer der dysenterie sedert
1931 en vooral dat der bacillaire dysenterie. Hierbij dient te worden
gememoreerd, dat sinds 1930 bij het gemengde cholera-typhus-
vaccin bacillaire dysenterie-vaccin is gevoegd. Bij de niet-Euro-
peanen is er wat meer amoeben-dysenterie, terwijl de bacillaire
dysenterie gelijk bleef aan die van 1932. Uit de statistiek ziet men,
dat de amoeben dysenterie ruim drie maal, de bacillaire dysen
terie ruim drie maal, de niet nader omschreven dysenterie ruim
twee maal zoo frequent voorkomt bij de Europeanen als bij de
inheemsche militairen.
Terwijl het ziektecijfer van tuberculose bij de Europeanen zich
de voorgaande jaren in een dalende lijn bewoog, is over het jaar
1933 een stijging waarneembaar en wel van 0,11 tot 0,19
Hierbij moet men in het oog houden, dat, gezien de kleine cijfers,
aan deze schommelingen geen groote beteekenis kan worden ge
hecht. Bij de niet-Europeanen blijft de lijn dalen en wel van 0.27
tot 0,24 Het totale ziektecijfer is daardoor gelijk gebleven r
0,23 De Timoreezen komen er dit jaar goed van af wat betreft
het tuberculose-ziektecijfer, dit is gedaald van 0.49 tot 0.20
112