124 1. te bestrijden doelen en hunne verdeeling onder de te gebruiken vuur- middelen 2. oogenblik van ontketenen van het vuur en den aard van het vuur (cadence, duur) 3. schietgegevens. Hieruit volgen 3 problemenle. opzoeken der doelen2e. regeling van het vuur op deze doelen 3e. vuurleiding (conduite des tirs). V. w. b. de doelverkenning wordt er op gewezen, dat vóór het eigenlijke gevecht de vijandelijke strijdkrachten meestal aan het gezicht zijn onttrokken. Daarentegen worden deze strijdkrachten voor een groot deel zichtbaar zoodra zich het eigenlijke gevecht ontketent. Men begint dus aanvankelijk met een zeer onvoldoende kennis omtrent 's vijands opstellingen, die geleidelijk meer gecompleteerd wordt. Het regelen van het vuur eischt in den bewegingsoorlog, dat men tevoren inschiet, omdat de grondgegevens (topografische en ballistische) zoo onnauw keurig zijn, dat men zonder inschieten te groote hoeveelheden munitie moet inzetten, terwijl men ook gevaar loopt zijn eigen troepen te treffen. De leiding van het vuur vereischt de verdeeling der doelen onder de vuurmiddelen en de vaststelling van de manier van vuren. De verdeeling is voor elk geval anders en hangt af eensdeels van den aard der doelen, hunne afmetingen, hunne gevechtswaarde, hunne ligging, aan den anderen kant van de eigen artilleristische middelen. Door het groot aantal doelen, dat men meestal tegelijk moet aanvallen, kan men zelden de daarvoor ge- wenschte munitiehoeveelheden verwezenlijken door op elk dezer doelen een groot aantal vuurmonden in te zetten. Overigens zouden dergelijke concen traties eene hoeveelheid inschietvuren vereischen, die niet te verwezenlijken zijn wegens het absoluut ontoelaatbaar groot munitieverbruik. In het alge meen worden de doelen dan ook door batterijvuren of hoogstens door afdee- lingsvuren onder vuur genomen. Tenslotte zijn de tijden, waarover men meestal beschikt om de vuren aan de doelen aan te passen, zoodanig, dat zij het gebruik van gedecentraliseerde methoden vereischen. Deze aanpas sing geschiedt op initiatief van den groepscdt., zoo mogelijk na overeenstem ming met den tactischen commandant (groupements d'appui direct). Zonder twijfel heeft de cdt. (Div. cdt.) altijd de bevoegdheid op zekere gevechts momenten krachtige acties uit te voeren met alle of een deel van zijn mid delen op door hem vastgestelde doelen. Maar deze interventies, des te belang rijker omdat zij in het algemeen zullen correspondeeren met periodes van ernstige crisis, zullen niet veelvuldig voorkomen en hun uitvoering zal tijd vorderen, langer tijd naarmate het betrokken echelon hiërarchisch hooger is. Wijze van vuren. De vuren kunnen preventief worden afgegeven om tevoren de gevechts organen te veronzijdigen, die van den vijand bekend zijn. Zij zijn dan het doel van vuurplannen a priori. De vuren kunnen ook a posteriori worden afgegeven tegen doelen, die men pas ontdekt op het oogenblik, dat zij in actie komen. Voorbereiding van het vuur vergemakkelijkt de uitvoering dezer vuren. In alle gevallen kunnen de vuren op een der volgende wijzen worden geleid. A. Op initiatief van den betrokken cdt., b.v. de L. K. cdt. ten opzichte van zijne zware korpsartie, de Div. cdt. ten opzichte van die deelen van de artie d' action d' ensemble, waarvan hij zich de leiding heeft voorbehou den. Een echelon van de co. voering kan altijd ingrijpen bij een onderge schikt echelon om vast te stellen, hetzij de algemeene voorwaarden voor de leiding van het vuur, hetzij sommige wijzen van uitvoering. Omgekeerd als de doelen vastgesteld zijn voor een echelon van de co. voering kunnen de wijzen van uitvoering overgelaten worden aan het ondergeschikte echelon. B. Op initiatief (min of meer beperkt) van het ondergeschikte echelon. Zoo kan een divisie in den loop van het gevecht rechtstreeks aan een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 126