125 groep korpsartie verzoeken om in te grijpen tegen vijandelijke artie. Een Inf. reg. cdt. kan te zijnen behoeve een groep d' action d' ensemble doen ingrijpen. C. On initiatief van een aardwaarnemer of luchtwaamemer, die machti ging heeft het vuur te leiden tegen doelen, die in zijn waamemingsstrook verschijnen. Door een gelijktijdige toepassing van bovenstaande handelwijzen kunnen de vuren der artie. op geschikte manier worden aangepast aan tijd en ruimte naar de behoeften van het gevecht. Deze handelwijzen brengen mede een afwisselend gebruik van gecentraliseerde commando-methoden, die geen enkel risico voor vergissing meebrengen als men slechts zorgt het munitieverbruik vast te stellen, dat aan de ondergeschikte cdtn. wordt gedelegeerd gecentraliseerde methoden, die massa-actie toelaten, waardoor de cdt. zijn actie in het gevecht kan doen gevoelen. Conclusie. In den bewegingsoorlog kan de artie het beste hare meesterlijke eigen schap van soepelheid uitbuiten. De verdeeling van het werk wordt weergegeven door de respectievelijke toebedeelingen aan de verschillende organen der bevelvoering. De Cdt. der groote eenheid stelt vast de opdrachten en de verdeeling van zijn artie., de algemeene voorwaarden voor het in stelling komen en voor de leiding van het vuur. De Art. cdt. zorgt voor de organisatie, geeft de uit voeringsbevelen voor het in steling komen, stelt vast de elementen voor de leiding van het vuur. De groepscdtn. verzekeren de uitvoering van alle maat regelen, betrekking hebbend op het gebruik van hunne eenheden. .La liaison morale ce que c'est qu'un tir d'artillerie" is het opschrift van een artikel van den generaal Faugeron in de Oct.-aflevering van de Revue- mil. jrancaise. S. begint met voorop te stellen, dat bij de schietopleiding der artie. te veel nadruk op de techniek van het vuur wordt gelegd. Alleen de „vuren" afgegeven door de B. Cn. genieten een overmaat van belangstelling. Om de tactische vuurleiding van de Afd.- en Groeps-cdtn. bekommert men zich be trekkelijk weinig. Doch schieten is niet alleen het zenden van een projectiel naar een bepaald punt onder de beste voorwaarden van snelheid en nauw keurigheid. Deze opvatting was evenwel tijdens den wereldoorlog algemeen en was oorzaak van de gebrekkige samenwerking tusschen artie en infie. Men onthield den Art.cdt. alle tactische gegevens, die hij noodig had en be schouwde hem slechts als de uitvoerder van bevelen. Bijna alle vuurbevelen van de Inf.cdtn. omvatten slechts doel, tijdstip van vuuropening en aantal te verschieten projectielen. S. behandelt dan eenige voorbeelden uit den oorlog om aan te toonen hoe onjuist deze handelwijze is. Ook na den oorlog hebben deze fouten zich voortgezet, zooals met voor beelden wordt geïllustreerd. S. wijst er dan op, dat de Div. cdt. behalve zijn. Chef-staf, en misschien zijn Div. Inf. cdt., steeds zijn Div. Art. cdt in zijn nabijheid moet hebben opdat deze volkomen op de hoogte is van de plannen. Dit klemt temeer omdat, nadat alle troepen zijn ingezet, de Div. cdt. eigenlijk alleen nog over zijn artie beschikt om op een bepaald punt in te grijpen. De Art. cdt. is verder de eenige, die volkomen op de hoogte is van alle moge lijkheden, die met het art. vuur zijn te bereiken. S. gaat dan dieper in op het wezen van het art. vuur. „II y a dans tout tir un facteur matériel et un facteur moral". Hij stelt dan de waarde van deze- moreele factor van het vuur in het licht aan de hand van vele voorbeelden uit den oorlog. Het zou ons te ver voeren om al deze voorbeelden te behan delen. Genoeg zij, dat S. eenigszins sceptisch staat tegenover het „vernie- lingsvuur", dat in den oorlog a outrance werd doorgezet.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 127