Dit boek zal waarschijnlijk menigeen tot een weinig opwekkend nadenken stemmen. Want naast degenen, naast de velen, aan wien het cum laude reeds in de eerste oorlogsdagen hardhandig moest worden ont nomen, stelt hij ook hen, die in het vredesleger dat predikaat niet konden verkrijgen. Daar is Henri Philippe Benoni Omer Joseph Pétain, thans maarschalk van Frankrijk in 1914 ruim 58 jaar oud, eenvoudig kolonel, commandant van het 33e regt. inf. te Arras, niet geschikt dan wel niet aanbevolen voor de hoogere rangen, hoewel hij toch als leeraar in de tactiek aan de Ecole de Guerre verbonden was geweest. „Ce fut une chance pour la France que la guerre ait éclaté a temps pour le garder a son service", schrijft Liddell Hart (slechts de Fransche vertaling van Cogniet stond ten dienste), „la France aurait parfaitement pu se passer de n'importe quel autre de ses chefs affirmation audacieuse, mais exacte mais elle n'aurait pu se passer d'un homme sans lequel elle n'aurait pas survécu a la crise de 1917. Un Foch même aurait alors vraisemblablement précipité sa ruine au lieu de l'arrêter". Maar welke mag dan de reden zijn dat een zoo uitmuntend sol daat een zoo langzame promotie met als „eindoordeel" kolonel maakt Ongetwijfeld aldus Liddell Hart omdat hij zijn verstand bewaard had op een oogenblik, waarop het meerendeel der Fran sche chefs leefde onder de obcessie van hunne illusies t.a.v. het offensive a outrance, want de theorie en de methoden van Pétain gingen rechtstreeks in tegen deze vooroorlogsche denkbeelden. Derhalve behoorde hij tot de tegenstanders van de algemeen gel dende meening, terwijl hij bovendien nimmer aarzelde „a exprimer des opinions qui pouvaient être désagréables aux hautes auto rités". „Telles sont les causes et explications du départ, en temps de paix, avec le grade de colonel, ou même un grade inférieur, des esprits les plus capables et les plus originaux de toutes les armées." Ook dit klinkt niet prettig en opwekkend en zeker niet voor hen, die aannemen dat een leger, gevormd in een langjarige vredespraktijk, met in doorsnede volwaardige aanvoerders ten strijde kan trekken. Maar, aldus kan en zal men wellicht aanvoeren, in het repu- blikeinsche en anti-clericale Frankrijk hebben ook in het leger steeds schandelijke toestanden van beïnvloeding en bevoorrechting geheerscht. Ook die stelling kan bewezen worden met ervaringen uit den wereldoorlog Maar Duitschland en Engeland dan 23

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 25