Voor deze beide rijken en hun legers geldt toch zeker geen
lagere maatstaf dan die, welke Liddell Hart hierboven aangaf als
te zijn de maatstaf „pour toutes les armées" in tijd van langdu-
rigen vrede
Engeland wat is er, ondanks de door hem uitgegeven
„Herinneringen", gebleven van Sir John French
En kan het Engelsche vooroorlogsche leger op één officier
wijzen, die in zijn vredesloopbaan zóó volkomen cum laude
slaagde als Sir Douglas Haig, later maarschalk Haig of Bemersyde,
„la quintessence de la Grande Bretagne"?
„II y a ici un cadet nommé Douglas Haig, qui est premier en
I°util doit entrer dans la cavalerie; et ce qui est davantage,
il deviendra le premier de l'armée avant d'avoir terminé sa carrière,
aldus zijn „Sandhurst"-beoordeeling.
Geboren in 1861; op 38 jarigen leeftijd majoor bij den generalen
staf; in 1903 Inspecteur der indische cavalerie; op 42 jarigen leeftijd
generaal-maj oor; in 1909 chef van den indischen generalen staf;
in 1912 commandant van Aldershot en commandant van een
legerkorps.
En hoe weinig zal de krijgsgeschiedenis van dezen bij uitstek
uitverkorene, van dezen „summa cum laude" gepromoveerde
laten als veldheer
De Engelsche korpscommandanten, de Engelsche stafofficieren
men leze Winston Churchill, maar vooral ook de merk
waardige, zij het dan ook niet sympathiek stemmende Mémoires
van Sir Henry Wilson, óók maarschalk, óók uitverkoren.
D u i t s c h 1 a n d, het land en het leger van wijlen Moltke,
den Oudere, en van von Schlieffen.
Nepotisme, hofinvloeden, gardeofficieren, invloed van naam en
titel, persoonlijke voorkeur van een keizer, die zijn chef van den
Generalen staf als een „amanuensis" beschouwt, maar daarnaast
ook en dat is het onvolprezen werkstuk van Schlieffen een
Generale Staf, waarin ontegenzeggelijk tal van knappe mannen
hun hijd wachten. Maar knapheid, zelfstandigheid en karakter
sterkte waren in die dagen en in dat leger geen troef men leze
eens dat merkwaardige, zij het ook in het huidige Duitschland fel
veroordeelde boek van wijlen Maximilian Harden „Von Versailles
nach Versailles"
Harden voorzag lange jaren voor den oorlog reeds in zijn
„Zukunft" alles, zooals het in Duitschland „kommen muss und
kommen wird"; den 26sten October 1905, nadat Schlieffen met
een meesterlijke, rake, maar nergens iets verdoezelende rede het
Moltke-denkmal had onthuld, schreef Harden in een artikel „Die
Schwarzseher":
24