Toch hebben de omstandigheden er toe geleid, dat in Lhong die
functies in vreemde handen gekomen zijn, hetgeen in Atjeh steeds
een latent gevaar blijft. De kleine man toch, stelt in die vreemde
machthebbers geen vertrouwen en voelt zich onbeschermd.
Teukoe Rajeu sinds 1914 oelèëbalang, ten rechte keudjeroeën,
van de VI Moekims Lhong, opvolger van Teukoe Itam, die wegens'
verregaand wangedrag en ongeschiktheid tijdens een vorigen op
stand in het Lhongsche in 1914 ontslagen werd, was in deze streek
vreemd.
Hij was feitelijk de rechthebbende op het oelèëbalangschap van
de IV Moekims Lho'Nga (behoorende tot de sagi van de XXV
Moekims)volgde evenwel zijn vader, Teukoe Tjoet Banta, aldaar
met op door kuiperijen van zijn oom Teukoe Machmoed, die na
overlijden van Teukoe Tjoet Banta, dezen als oelèëbalang verving.
Teukoe Rajeu werd in 1912 aangesteld tot imeum van den
moekim Lho Lhom, een der vier moekims van de IV moekims
Lho'Nga. Hij onderscheidde zich door zijn krachtig bestuur en
werd voor den aangewezen man gehouden, die Teukoe Itam in
de VI Moekims Lhong zou opvolgen, alhoewel hij adatrechtelijk
niet de minste aanspraken kon doen gelden.
Het was voor hem als vreemdeling, in den beginne zeer moeilijk
zÜn ëezag te doen gelden en het hoofd te bieden aan de kuiperijen
van de partij van Teukoe Itam. Na diens verbanning in 1920 naar
Sigli, kwam aan dezen gespannen toestand een einde. In Meunasah
Keutapang woont thans nog een aan Teukoe Itam verwant familie-
lid, die adatrechtelijk de rechthebbende op het oelèëbalangschap
van de VI Moekims Lhong is, maar in 1914 nog te jong was.
Teukoe Rajeu had derhalve, gelijk in dergelijke gevallen ge
bruikelijk, waarnemend en niet definitief oelèëbalang moeten
worden, maar waarschijnlijk heeft men vóór alles zijn gezag
willen schragen.
Onder den oelèëbalang staan de imeums of moekimhoofden.
Teukoe Radja Hitam, neef van den oelèëbalang, Teukoe Rajeu,
is imeum van den moekim Glé Broeë, behoorende tot de VI
Moekims Lhong.
adatrechtelijk geen rechthebbende, kwam hij in 1924
m de plaats van den wegens knoeierijen ontslagen Teukoe Makam
die thans m het aangrenzende Daja verblijf houdt.
9^ Teukoe Radja Hitam was in zijn moekim een vreemdeling.
Hij heeft voor het bestuur van zijn ressort steeds zeer weinig
belangstelling getoond. Getrouwd zijnde met een vrouw uit Daja
bracht hij zijn tijd gedeeltelijk aldaar zoek, zoodat er voor een
intensief bemoeien met zijn eigen ressort geen tijd overbleef.
Met betrekking tot onze bestuursindeeling vormden de VI
Moekims Lhong tot voor korten tijd een deel van de thans opgehe-
29