24 November. Ingevolge opdracht van den G. M. C. vertrokken dadelijk per autobus van Koetaradja de le brigade infanterie van de le cie en de 2e brigade van de 2e cie. van het 4e garn. bat. onder co. van den kapt. der inf. F. C. Scheffrahn, de 3e brig. inf. van het de tachement Lho'Nga onder co. van den len luit. Harterinkdeze brigades kwamen te 2 vom. te Mon Mata aan. Te 5.20 vom. arriveerde de maj. der inf. H. Agerbeek met de 2e en 3e brig van de le cie. van het 4e garn. bat. per autobus hierbij bevonden zich de kapt. der inf. A. J. Haga, de G. M. C., zijn adjudant en de A. R. van Groot-Atjeh. De tijdelijk waarnemend controleur van Lho'Nga, vergezeld van den oelèëbalang van de VI Moekims Lhong en van den imeum van den moekim Glé Broeë, waren met de brigade van Lho'Nga medegekomen. Intusschen had kapt. Scheffrahn na aankomst te Mon Mata een telefonische opdracht van den G. M. C. ontvangen. Na diens terug keer in den laten avond van 23 November te Koetaradja, werd ZHEg. gerapporteerd, dat een patrouille van het detachement Lho'Nga onder een, Eur. sergt., in de VI Moekims Lhong patrouil leerde. Daar gevreesd werd, dat deze patrouille, welke op 25 of 26 Nov. te Mon Mata of in een der overige gampongs van het land schap levensmiddelen zou aanvullen, door de uigewekenen zou kunnen worden aangevallen, kregen de brigades onder commando van kapt. Scheffrahn opdracht (we zagen reeds, dat het den zoon van den oelèëbalang niet gelukt was de brigade van Lho'Nga te waarschuwen), terug te keeren tot de Kr. Kala, de aldaar op 23 Nov. gesignaleerde brigade van Lho'Nga in het bosch op te sporen en den cdt. dier brigade omtrent het uitwijken der verzetslieden in te lichten. Te 10 vom. van 24 Nov. kwam kapt. Scheffrahn op het spoor van de brigade, te 10.10 vom. werd het laatste bivak aan de Kr. Kala gevonden. We zullen deze patr. niet verder op haar weg volgenalleen willen we uit het desbetreffende patrouilleverslag vermelden „De kookvuren in het bivak van de brigade Lho'Nga smeulden nog", waarop nader zal worden terugkomen. Op 26 Nov. kwam kapt. Scheffrahn met zijn brigades in den moekim Blang Mè aan. Hij vernam aldaar van den imeum, dat de brig. Lho'Nga zich reeds te Mon Mata bevond. Nadat te 6 vom. van 24 Nov. de wnd. Gouv. van A. en O. nog te Mon Mata was aangekomen, werden de eerste besprekingen in bijzijn van den oelèëbalang T. Rajeu en van den imeum, moekim- hoofd der opstandige gampongs, T. Radja Hitam, gehouden. Van de djahats was tot nu toe bekend, dat op 23 Nov. te 3 nam. een tiental lieden uit de gampongs Pasi en Poendéng Toenong van den moekim Glé Broeë onder hun respectievelijke geestelijke 34

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 36