leiders, Teungkoe Hasan en Teungkoe Doelah, na afscheid te heb
ben genomen van hun vrouwen en kinderne, waren uitgeweken.
Redenen onbekend. Dezen lieden zouden zich, ingevolge een
tijdens een chandoeri van 19/20 Nov. afgelegde gelofte, ten doode
hebben gewijd.
Na aankomst te Mon Mata bleek volgens nadere berichten van
de Hoofden het aantal uitgewekenen niet 10, doch 13 of 14 te be
dragen (twijfel bestond nog omtrent een zekeren Oenoeh).
Als hoofdleider (panglima prang) van de twee groepen werd
Teungkoe Ma Ah genoemd, een Atjeher van Seumeuloë (Sina-
bang) afkomstig, 60 jaar oud, die jaren achtereen zoowel in
Kloeang (Daja onderafd. Tjalang), als in gampong Pasi, moekim
Gie Broee, had gewoond. In Pasi woonde hij sinds 1933, in welk
jaar hij er opnieuw getrouwd was.
Tijdens de besprekingen werden van alle uitgewekenen de noo-
dige,gegevens ingewonnen en in een staat verzameld. (10, lid 3 en 4.
Ter nadere oriënteering zou een plaatselijk onderzoek en ter
controleering van het aantal uitgewekenen een telling in genoemde
gampongs worden gehouden. Hiertoe rukten te 8 vom. 2 brigades
uit onder co. van den G. M. C. waarbij de B. B. ambtenarenfmaj.
gerbeek en kapt. Haga. Tijdens dit onderzoek werden de reeds
ver regen inlichtingen bevestigd. Men kreeg den indruk, dat het
hier een reeds lang voorbereid verzet tegen de keumpeunie gold.
De bevolking hield zich van den domme, het ondervragen van de
amilieleden en van de vrouwen der kwaadwilligen leverde geen
resultaat op, zij wilden niets loslaten, noch eenige mededeeling
doen, ook met aan den oelèëbalang. Bovendien bleek zeer duidelijk
dat de geheele gampong Poedéng van het plan dezer lieden op dé
hoogte was het trof zeer pijnlijk, dat de betrokken keuthji's stijf
en strak volhielden, dat hun eerst op den 20en geruchten over de
voorgenomen „prang-sabil" ter oore waren gekomen. Zulks kan
met worden aangenomen. Het zou kunnen zijn, dat deze hoofden
dergelijke berichten voor een canard hebben aangezien. Waar
schijnlijker is, dat zij met de uitgewekenen hebben geheuld en wil
den afwachten hoe het stuivertje zou rollen. Uit loyaliteit tegen
over de uitgeweken gamponggenooten, onder wie ook eigen fa-
milieleden, hebben zij gezwegen.
Nadat overleg was gepleegd met den wdn. Gouv., den A. R. van
Groot-Atjeh, en den oelèëbalang van de VI Moekims Lhong, werd
besloten aan de echtgenooten en familieleden mede te deelen dat
zij pogingen m het werk moesten stellen de uitgewekenen té be
reiken, ten einde dezen mede te deelen, dat de militare actie tot
het onschadelijk maken van de bende, 24 uur zou worden uitge
steld, dus tot Zaterdag 25 November 12 uur middag, binnen welken
termijn zij zich bij het Bestuur konden melden. Den oelèëbalang T.
35