teins der inf. F. C. Scheffrahn en A. J. Haga, de le luit. der maré-
chaussée M. Kooistra, die in den loop van den avond met 4 bri
gades mar. zou arriveeren en de le luit. der inf. F. A. M. Har-
terink.
Taak der troepenmacht„Snel breken van het verzet, uitbrei
ding tegengaan".
Niet noodeloos irriteeren der bevolking, doch vooral geen slap
heid. Uiterste omzichtigheid en waakzaamheid betrachten, want
een echec onzerzijds, hoe gering ook, vormt uitbreiding van het
verzet. Dit leert de Atjehsche krijgsgeschiedenis.
Ook gedurende de actie moet den uitgewekenen gelegenheid
worden gegeven zich vrijwillig te melden. Een eventueel verzoek
tot tijdelijke staking van de militaire actie in een bepaalde streek
zal steeds in beschouwing zijn te nemen, indien het althans uit
gesloten moet worden gacht, dat een dergelijk verzoek alleen zou
dienen om de verzetspartij in die streek tijdelijk rust te geven en
op adem te laten komen.
De G. M. C. achtte het niet uitgesloten, dat het verzet zich met
tertijd naar Kloeang of Panté Tjeureumèn in het Dajasche zou
verplaatsen, aangezien de moekims Glé Broeë, waarin de gampongs
Pasi en Poedéng zijn gelegen, op genoemde landschappen zijn ge
oriënteerd, zooals de actie in de maanden Juli en Augustus 1914
aantoont (zie aanhangsel V. P. T. L. No. 44).
Voor dat geval kon de actieleider, indien noodig, beschikken over
brigades van het detachement Lam No, waartoe alsdan samenwer
king met den troepencommandant te Tjalang noodig zou worden.
Daarna behandelde de G. M. C. met de aanwezigen eenige mar
kante zaken uit de bestuursmemorie van den gezaghebber Stam-
mershaus 1930; de voornaamste punten, op den huidigen toestand
betrekking hebbende, werden door de officieren genoteerd.
Maatregelen behoorden te worden genomen ten aanzien van alle
toegangswegen tot de omliggende landschappen, welke dienden te
worden bewaakt. (Den hoofden van de onderafdeelingen Seuli-
meum en Tjalang werd opgedragen de toegangswegen tot hun
ressorten door vertrouwensmenschen te doen bewaken)Naburige
troepen- en detachementscommandanten zouden worden ingelicht,
van het dagboek zou eens per week een afschrift aan den G. M. C.
worden ingediend. De G. M. C. was steeds, op welk uur ook, tele
fonisch te Koeta Radja te bereiken. In het landschapskantoor van
den oelèëbalang te Mon Mata bevond zich een telefoontoestel.
Mon Mata zou door een veldlijn met Poedéng (alwaar een tijdelijk
bivak zou komen), worden verbonden.
Hierna vertrokken de G. M. C. en de wnd. Gouverneur te
2.30 nam. per auto naar het detachement Lam No, ten einde met
de Atjehsche hoofden en den detachementscommandant, die in
middels met zijn brigade (zie 23 November) naar Lam No was
terug gezonden, besprekingen te houden in verband met een
38