IV. DE ACTIETIJD. 26 November. De algemeene opdracht, welke de actieleider aan de brigades gaf, luidde „Het opsporen en onschadelijk maken der uitgeweken verzetslieden van de gampongs Pasi en Poedéng Toenong in het landschap de VI Moekims Lhong". Majoor Agerbeek vermoedde, dat de uitgewekenen in de nabij heid van de bergranden van de vallei rustig afwachtten, hoe de actie door ons zou worden ingezet (dit vermoeden bleek later inderdaad juist te zijn geweest), terwijl de weifelaars x) in de gampongs op het vinkentouw zaten en zeer waarschijnlijk over zouden loopen, nadat de uitgewekenen hun eerste succes konden boeken. De actieleider deelde vóór het uitrukken aan officieren en bri gadecommandanten het volgende mede 1) aangenomen dient te worden, dat zoowel de uitgewekenen als de candidaat-djahats onze actie zeer nauwkeurig zullen gadeslaan; bij voortduring dient een strenge marschdiscipline te worden gehandhaafd 2) op heden (26 November) zal de Poedéngvallei, in het bijzonder in de omgeving van de gampongs, zoo goed mogelijk worden afgezocht. Daartoe zal een patrouille van 3 brigades onder kapitein Haga, waarbij luitenant Harterink, den noorde lijken bergrand der Poedéngvallei en de noord van de Kroeëng Poedéng gelegen gampongs met hun omgeving tot en met gampong Poedéng Toenong doorzoeken; bij de meunasah van laatstgenoemden gampong zullen nadere orders worden gegeven. Een 2e patrouille onder co van den actieleider, sterk 3 brigades, zal het terrein ten z. van de Kroeëng Poedéng doorzoeken, terwijl een brigade maréchaussée in prauwen, onder den len luitenant Kooistra, het onbegaanbare rawahterrein van de rivierzijde af, naar schuilplaatsen of sporen zal onderzoeken. De patrouillecommandanten zullen sporen onmiddellijk met 2 brigades volgen, terwijl hun 3e brigade alsdan de andere pati ouilles zal waarschuwen. Uitdrukkelijk werd bevolen, dat bij het hooren van vuren naar de plaats daarvan moest worden opgerukt. De doorzoeking door de bovengenoemde 3 patrouilles eindigde te 1 nam, bij meunasah Poedéng Toenong; er werden schuilplaat sen noch sporen gevonden. Na een eetrust tot 1.45 nam. werd de doorzoeking van het ove rige gedeelte van de vallei als volgt geregeld (1) Deze weifelaars bleken naderhand tot een 50-tal aanwezig te zijn. De 14 tiitgewekenn waren te vroeg begonnen. De afspraak was op 16 Decem ber (slachtdag voor het intreden van de poeasa) gezamenlijk, ten getale van 60 man uit te wijken. 40

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 42