Tjoet Ti. Ze zeiden mij, dat ik de schoone Tjoet Ti van God ter belooning voor mijn moeite in den heiligen oorlog gekregen had en dat zij mij wachtte in het paleis. Toen ik ten slotte door de schoone dreven en de mooiste edel gesteenten aan het paleis gekomen en door de nimfen verwelkomd was en bij de schoone prinses was gebracht leek het net of mijn ziel verdween. Ik kan niet beschrijven hoe schoon zij eruitzag. Zij zat op een troon en noodigde mij uit bij haar te komen zitten. Ik behoefde in mijn eigen paleis, van Allah ten geschenke gekregen, niet beschroomd te zijn, zeide zij met de zoetste stem, welke men zich denken kan. Vervolgens kuste zij mijn hand en voerde mij naar een schitterende rustbank met een met goud bestikte mat en kus sens. Daar besprenkelde zij mij met rozenwater en wuifde mij koelte toe. Zij lachte en zeide, dat dit nu de belooning was door Allah geschonken als prijs voor mijn werk in de prang sabil. Zij zeide straks gaan wij samen slapen, ik verlang zeer naar mijn echtgenoot, laten we vandaag vroolijk zijn, omdat de belofte vervuld is, straks zullen wij hier samen op dezen stoel de vasten (poeasa) breken. Ik werd daardoor zoo aangedaan, dat ik mezelf geen meester meer was, mijn lichaam trilde als een aardbeving, ik kon het niet meer uithouden, ging haar omhelzen. Toen zeide de schoone wacht even Teungkoe, beschermer van het land, straks is het tijdstip aangebroken, beter is het, dat gij nu eerst terugkeert om den heiligen oorlog te voeren. Ga eerst je ziel zuiveren en den godsdienst van den profeet verhoogen. Daarmee ontwaakte ik uit mijn droom en dit, alzoo zeide Abdoel- wahid moet U allen tot voorbeeld strekken. Trekt allen ten strijde, want zeer schoon is het te vechten tegen de Hollanders." De jonge held is uitgetrokken en nadat hij negen kafirs had geveld, is hij dood neergezegen. Doch de Prinses Tjoet Ti was daar reeds om hem te ontvangen, samen zijn ze naar het paradijs gegaan, waar ze als man en vrouw dag en nacht genieten Meer kan ik er niet van zeggen, gij weet nu hoe groot de belooning is van Allah voor degenen die in den heiligen oorlog vallen. Ontleent aan het bovenvermelde dus een voorbeeld gij allen. Het tweede verhaal is de geschiedenis van prinses Oebaida, wier man door een „radja blanda" wordt vergiftigd, om haar nevens zijn reêds honderd vrouwen één nacht te kunnen bezitten. Zij weerstreeft echter den vorst, dan wordt zij naar het paleis gebracht. Als zij met den dood bedreigd wordt, geeft zij nog niet toe, zelfs als de ongeloovige vorst haar mededeelt, dat haar drie kinderen zullen gedood worden, is dat nog geen reden voor haar om den radja ter wille te zijn. Daarop worden dan de kinderen een voor een voor hare oogen gedood. Als zij steeds bij hare weigering volhardt, wordt zij ten slotte zelf ter dood gebracht. Het verhaal eindigt met allerlei goede raadgevingen aan de vrouwen om haar voorbeeld te volgen. 48

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 50