4. BESCHOUWINGEN OVER DEN K. M. EN DE SCHIETOPLEIDING MET DIT WAPEN door F. MOLLINGER, Kapitein der Infanterie. (Slot; zie I. M. T. 1934, No. 12). Het gebruik der vuursoo rten. (V.S.I. II. pt. 42-43). De k.m. is gebouwd voor enkelvuur en vuur met vuurstooten, dus serievuur. Het enkelvuur kan in zeer snel tempo afgegeven worden; deze snelheid hangt van de geoefendheid van den schutter af (hieronder wordt ook begrepen het goed aannemen van de houdingen achter den k.m., daar het grootendeels hiervan afhangt of de vizierlijn na het afgaan van het schot weer terugkomt in het oorspronkelijke mikpunt; worden de houdingen niet juist aange nomen, dan kost het narichten te veel tijd). Bij het vuren met vuurstooten passen we om verschillende redenen het liefst vuurstooten van 3 tot 5 patronen toe. Na elk dezer korte vuurstooten kan men narichten, zoodat in ieder geval het (de) eerste schot (en) van elke dezer vuurstooten gericht (e) is (zijn), dus worden hierdoor goede schietuitkomsten verkregen. Bij toepassing van lang serievuur (heele houderbakken) raakt de loop spoedig oververhit, hetgeen volgens deskundigen aanleiding zou kunnen geven op zelfontbranding, met kans op ongelukken, degeneratie van de kruitlading, waardoor bij het afschieten van een dergelijke patroon een geweldige gasdruk zou ontstaan (tor- menteer-patroon)welke het wapen zou kunnen ontzetten (andere deskundigen denken, dat het wapen dezen grooteren gasdruk als gevolg van temperatuurstijging van het kruit best kan hebben). Aan lange vuurstooten is nog het nadeel verbonden, dat het wapen bij den terugloop van het beweegbare deel telkens wordt opgevangen door den remnok, waardoor meerdere kans op bre- kage bestaat. In verband met het bovenstaande en uit een oogpunt van groo- tere trefkans wordt dus voornamelijk enkelvuur toegepast. Vuur met vuurstooten vindt gebruik tegen 49

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 51