1. doelen, welke onmiddellijk gevaar opleveren van de eigen
troepen (binnendringende tegenstander, in stelling staande auto
matische wapens, inf. geschut enz.).
2. Kortstondig zichtbare doelen.
3. Zich verplaatsende doelen (inf., wielrs., cav., vliegtuigen,
enz.).
Bij het vuren op dergelijke doelen komt het er op aan om in
korten tijd een zoo groot mogelijke strook onveilig te maken. De
grootere spreiding der lange vuurstooten en van het serievuur
zijn bij het vuur op deze doelen vaak welkom, waaruit men kan
afleiden, dat op zeer kortstondig zichtbare en tevens groote doelen
van een grooter aantal patronen toelaatbaar, vaak gewenscht zijn.
4. Op dichte groepen of boven 300 m. op doelen, tot welke de
afstand niet voldoende bekend is (dus gebruikmaking grootere
lengtespreiding). Het spreekt, dat in deze gevallen de aanslagen
door den waarnemingskijker gevolgd moeten worden.
5. Summa summarum, in alle gevallen waarin het erop aan
komt in korten tijd een bepaalde strook onveilig te maken.
Het gebruik van den K. M.
a. In het algemeen is de aard der doelen, welke voor beschieting
met den k.m. in aanmerking komen dezelfde als die voor het
geweer (de karabijn); het is evenwel niet wenschelijk, dat de k.m.
wordt ingezet op elk hoofd dat zich vertoont of elk man, die een
sprongetje maakt. Bij een dergelijk gebruik komt de k.m. niet tot
zijn volle recht; kleine doelen dienen door de geweer (karabijn)
schutters onder vuur genomen te worden (G.V.I. 174 (3)).
In het bijzonder moet de k.m. worden gebruikt voor het beschie
ten van groote, levende doelen, als tirailleurlinies van eenige
breedte, stormende aanvalstroepen. Het onder vuur nemen van
belangrijke kleine doelen als vij. automatische wapens, inf. geschut,
e.d. Het neutraliseeren van het vuur van vij. afdeelingen. Het
afzoeken van terrein voorwerpen, welke den vij. vermoedelijk tot
gezichtsdekking dienen.
Voorts gelden voor het gebruik van den k.m. de volgende regels:
1. In den regel niet gebruiken boven 500 m. Bij den aanval zal
de k.m. bediening door doelmatig gebruik van het terrein zoo lang
mogelijk het onderkennen door den vijand van het wapen als zoo
danig bemoeilijken. Tegen opeenhooping van menschen nabij den
k.m. moet worden gewaakt. Ondervindt het voorwaarts gaan der
inf. op eenig gedeelte belemmeringen door 's vij. wapenwerking,
dan moet in beginsel gestreefd worden naar het overwinnen van
den ondervonden tegenstand door een doeltreffende manoeuvre
met andere troepengedeelten. Moet het terrein winnen door vuur
worden gesteund dan in beginsel zoolang mogelijk door de artie.
50