Boven 400 m wordt niet meer zittend geschoten, voor den normalen schutter is dit ook niet meer noodig, met een kleine richtfout ligt de schutter er op 500 m dadelijk uit. Er is van afgezien andere schijven te gebruiken dan de normale om de oefn. vlot te laten verloopen (binnenhalen enz.). De oefn. 1 t/m 5 mogen 3 X geschoten worden. Oef. 5 is zwaar, omdat de tijd erg kort genomen is. Hierna weer een overgang naar den loop pas (6 en 7). Oef. 8 is weer een wisselen van mikpunt; 2 meter op 400 meter is zeer weinig, dit is bijna geen mikpuntwisseling. Dan krijgen we weer de onverwachts te voorschijn komende schijf. Het komt wel voor dat in enkele garnizoenen deze oefn. verkeerd uitgevoerd wordt. Model is, dat de schijf tijdens de onzichtbaarheid verborgen wordt achter een terreinkleurige schijf van m hoogte, zoodat zij telkens weer op een andere plaats te voorschijn komt. Gedurende de eerste oefn. (5) wordt de houding weer gefixeerd om daarna weer losgelaten te worden. Bestrijding van vliegtuigen (Hfdst. 4 van V.S.I. II en pt. 107 en volgende van V.S.I. IV). Bij de oude methode, die van het volgen van het toestel, wordt geheel misgeschoten wanneer niet toevallig de snelheid van het vliegtuig zoodanig is, dat het de afstand waarop de loop voor het doel (het vliegtuig) is gericht (voorhoudafstand) doorvliegt in den tijd, dat de kogel den afstand tot het doel aflegt. De trefkans is dus gering. De volstrekte vuursnelheid van onzen k.m. is voldoende voor het vuren op vliegtuigen, nl. 500 sch. p. min. Als regel zal er hoogstens gelegenheid zijn om een houderbak leeg te schieten. Veel kans om te raken is er dus ook in dit verband niet, nog minder kans op een neerhalen van het vij. vliegtuig. Wij missen de daar voor benoodigde factoren, a.d.z. speciale richtmiddelen, doelma tige munitie (welke voor dit kaliber uitgesloten is), b.v. licht- en rookspoor, pantser-, brandkogels en een efficient kaliber om met succes k.m.'s te kunnen inzetten tegen luchtdoelen. Het zichtbaar maken van de kogelbaan (het idee) heeft het aanzien gegeven aan de lichtspoormunitie. Men had hiervoor 2 oplossingen. lste de lichtspoormunitie werd gemengd door de andere en dien de om de baan te teekenen, doch had geen uitwerking op het doel. Hierbij moest het lichtspoorproj. dezelfde baan volgen als de andere mun. 2de. Een lichtspoorprojectiel met voldoende massa om zelf uitwerking te hebben op het doel. Een projectiel construeeren, dat precies dezelfde baan beschrijft als de andere munitie is niet wel mogelijk, omdat de ligging van 55

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 57