II. Een reeks van kleine projectielen, welke snel achter elkaar verschoten worden. Voor het eerste is noodig, dat de schervenbundel zoo dicht mo gelijk en verreikend mogelijk is, m.a.w. een proj. van groot kali ber. Wordt werking gezocht door een bundel van volprojectielen, dan moet het enkele proj. minstens zoo groot zijn, dat het eenige werking op het vliegtuig heeft. Aan de andere zijde mag het niet te groot zijn daar het dan oneconomisch wordt, de munitieaanvul ling bemoeilijkt en het wapen te zwaar belast, daar de projectielen met groote Vo zeer snel achter elkaar moeten worden verschoten. De groote vuursnelheid moet voorkomen, dat het vliegtuig tusschen de kogels door kan komen. De mitr. voldoet technisch aan deze eischen. De projn. uit een klein kal. mitr. verschoten hebben tegen de moderne vliegtuigen echter niet genoeg uitwerking, daarvoor is een proj. van 50 gram met een kal. van 13 mm noodig. Deze projn. kunnen ook als springprojn. geconstrueerd worden, niet om scher ven te geven doch om, door het uit elkaar springen, het gat, dat zij gemaakt hebben, grooter te maken. Aan het proj. van 13 mm. kan een snelheid van 800 m sec. gegeven worden zonder dat het wapen te zwaar wordt. Een thans als verouderd beschouwd wor dende methode is de volgende: bij mitrs, waarbij men slechts met voltreffers te maken heeft, tracht men het vliegtuig in een korten vuuroverval te vatten; een vuuroverval is verkregen op het oogen- blijk dat een berekend of geschat richtpunt wordt doorvlogen. Deze bewerking wordt steeds herhaald; met de vliegtuigsnelheden van 50 a 'oO m.p. sec. is weinig uitwerking te verwachten; dit is alleen een slechte noodhulp bij gemis aan lichtspoormunitie. Berekeningen toonen nl. aan, dat, wanneer het vliegtuig door den mitr. bundel vliegt, ook bij de verhooging van de vuursnelheid van 600 tot 1000 sch. p. min., in het gunstige geval slechts een kogel treffen kan. Van het volle proj. uit de kleine kal. mitrs. is tegen moderne, deels door pantsering, enz. beschermde vliegtuigen zeer weinig uitwerking te verwachten, voor zoover geen bijzondere gevoelige deelen als propeller, motor, stuurinrichting of de bestuurder zelve getroffen worden. Bij tactische oefn. hebben wij wel gezien, dat k.m. brigades wer den ingedeeld in de marschcolonne voor de bestrijding van aanval lende, laagvliegende vliegtuigen. Zoolang de k.m. ingericht is, zoo als momenteel nog het geval is, valt hiervan totaal niets te verwach ten. Men kan met den k.m. niet staande vrije hand vuren en het opstellen bij het gemis van een doelmatiger affuit duurt veel te lang; zelfs al zou men over de een of andere affuitage beschikken, dan nog is, gezien de wijze waarop door laagvliegende vliegtuigen aanvallen worden gedaan op marschcolonnes, de tijd benoodigd voor het opstellen enz. te lang vanaf de draagwijze aan den rechter schouder. 57

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 59