bepaald worden. Voorts zijn natuurlijk model en snit van veel
belang.
Pletten, stijven, oppersen en doordrenken met water heffen bij
alle weefsels de luchtdoorlaatbaarheid op, en vgrhoogen het ver
mogen om warmte te geleiden. De eerste drie bewerkingen moet
men derhalve onder alle omstandigheden vermijden. Met de wijze
waarop de stof geweven is, moet, daar doordrenking met regen
water en transpiraat in de tropen meestal niet te vermijden is, bij
de beoordeeling der stof mede rekening worden gehouden.
Het gewicht der kleeding en nog meer de snelheid waarmee
opgenomen vocht uit het weefsel kan verdampen, zijn tevens van
groot belang. Wat het laatste betreft, gaat immers de waterver
damping gepaard met warmteonttrekking aan de omgeving e.a.
aan de huid.
Voor de inwerking van zonnestralen is de dikte van de stof
practisch onverschillig. Aan de overige zooeven genoemde voor
waarden voldoen in het algemeen dunnere stoffen. RUBNER
geeft als doelmatige dikte op voor warm zomerweer 1.8 mm. Als
we bedenken dat flanel 2 tot 3 mm, linnen 0.3 mm en Jager 1.25 mm
dikte heeft, dan blijkt, dat, voor Europa althans in dit op
zicht een eenlagige dikke stof (flanel of wol) of een meerlagige
dunne kleeding (linnen, katoen) de voorkeur verdient.
In te tropen moet aan een eenlagige kleeding de voorkeur wor
den gegeven, als we uitsluitend rekening houden met de boven
genoemde eischen (geringer dikte en gewicht, grootere verdam
pingssnelheid). Toch is een splitsing in onder- en bovenkleeding
ook hier onvermijdelijk, omdat nu eenmaal de voorwaarde van
zachte soepelheid, die wij aan onderkleeding stellen, niet te combi
neeren is met de sterke weerstandskracht, die bovenkleeding
behoeft.
Bovendien moet de onderkleeding ruw van oppervlakte zijn,
opdat deze niet bij nat worden tegen de huid aankleeft.
Zoowel onder- als bovenkleeding moeten goed waschbaar zijn.
Er bestaat geen enkele reden om in de tropen een meer dan twee-
lagige kleeding te dragen. Elke vermeerdering leidt, afgezien van
de gewichtstoename, tot ongunstiger physiologische verhoudingen.
Men zou zoo zeggen, dat wollen onderkleeding voor de tropen
de ideale dracht is, immers de woldraad is zeer hygroscopisch, laat
zich gemakkelijk comprimeeren, is niet spoedig verzadigd, en een
slechte warmtegeleider, terwijl wol bovendien het voordeel heeft
kwalijk riekende en vluchtige stoffen sterk te absorbeer en en door
haar ruw oppervlak ook in vochtigen toestand niet op de huid
plakt. Echter gaan de goede eigenschappen bij het dragen en was-
schen spoedig verloren.
Voorts is de huid van velen in hooge mate gevoelig voor wollen
stoffen, wat door versterkte transpiratie, sudamina, J) „roode
2) Huiduitslag door sterk transpireeren.
97