228
Het leek mij onvermijdelijk toe eerst dit algemeen overzicht te
geven van de fundamenteele bepalingen van de C. v. G., die thans
van kracht zijn, alvorens te beginnen met de bestudeering van
de algemeene principes, die, in overeenstemming daarmede, moe
ten leiden tot de geneeskundige organisatie van een natie in tijd
van oorlog. Hetzelfde geldt voor de toepassing dier voorschriften
op de verschillende militaire formaties. Deze vraagstukken hangen
ten nauwste met elkaar samen en kunnen m.i. in een dergelijke
studie nauwelijks gescheiden behandeld worden. De oplossing
ervan hangt vóór alles af van de militaire organisatie „an sich"
en deze is in de verschillende landen verre van uniform. Men
zou van dit standpunt uit bekeken niet alle mogelijke eventuali
teiten in beschouwing kunnen nemen en dus is het noodzakelijk
de kwesties, die zich voordoen, slechts in groote trekken in studie
te nemen.
Veronderstel dan, dat een land zijn adhaesie aan de Conventie
heeft betuigd en zijn acten van bekrachtiging te Bern heeft neer
gelegd, wat automatisch de overeengekomen verplichtingen 6
maanden later (art. 32 en 33) van kracht doet zijn, zoo is deze
natie gehouden reeds in vredestijd bepaalde maatregelen te nemen.
Deze kunnen worden ingedeeld, eensdeels in wettelijke of ad
ministratieve, anderdeels in maatregelen, die betrekking hebben
op de organisatie van den M. G. D., die in den geest van de
Conventie moeten worden genomen en bestemd zijn om in tijd van
oorlog het nemen van voorbereidende maatregelen te vergemak
kelijken.
De maatregelen van de eerste categorie zijn ongetwijfeld reeds
in de meeste Staten, na hun adhaesiebetuiging aan de Conventie
van 1906, genomen. Voor zoover ze dat niet reeds was, zal de wet
geving dier Staten gecompleteerd moeten worden met strafbepa
lingen op de misbruiken, hetzij voor handelsdoeleinden als anders
zins, niet alleen tegen het embleem der Conventie, doch ook tegen
het wapen van den Zwitserschen Bond of een imitatie ervan. Een
wetgeving in dezen zin moet kracht van wet hebben verkregen ten
hoogste 5 jaar na het in werking treden van dit Tractaat (art. 28) 1)
1) In verband hiermede wil ik opmerken, dat nog al te vaak dit embleem,
meestal uit onbekendheid met de Conventie-bepalingen, misbruikt wordt.
(Men denke slechts aan de doktersauto's, apotheken, ziekenhuizen, poliklinie
ken, enz.). Ingevolge het bepaalde in art. 508 W.v.S.v.N.I. levert dit een straf
baar feit op (ook W.v.K. art. 2 sub 5e). Zeer onlangs verscheen in opdracht
van de Regeering (waarschijnlijk wel op aandringen van het Internationaal
Bestuur van het Roode Kruis te Genève) een circulaire van het Hoofd D.V.G.,
waarin op dit misbruik gewezen werd. Het is mij echter niet duidelijk, waar
om bij de ziekenauto's en operatie-auto's van den M.G.D. het embleem se
dert korten tijd werd vervangen door een rood kruis zonder wit veld (art.
20)
Aanvankelijk werd op deze auto's wel het witte veld gebruikt, later
niet, omdat het witte veld in het terrein te veel opvalt. Red.