248 lageren rang die, het burgerlijk en militair gezag in hun hand vereenigend met kracht voorzeker, maar tevens met beleid, en met juist begrip van en groote liefde voor het volk, dat aan hun hoede was toevertrouwd, dit volk voor zich en ons hebben weten te winnen. Ik noem U met eerbied twee der grootsten en moet mij er toe dwingen over anderen te zwijgen Een uit het Rijk der Dooden van Heutsz1) een uit het Rijk der Levenden, dien wij het groote voorrecht hebben in ons midden te zien: Generaal Swart(applaus). En de vaandels, met name die van het 3de en 7de Bataljon en van het Korps Marchaussee op Atjeh, versierd met het Eeremetaal der Militaire Willemsorde, spreken van eer en roem, doch ook van offers, gebracht door velen, die nimmer werden genoemd Hun aller opofferende werkzaamheid was voorwaarde voor ontwikkeling en vooruitgang. Dank deze mannen is het mogelijk geweest alom wel vaart te doen ontluiken in vergelijking met den toestand die was, de bevol king de zegeningen van een geordend staatsbestel en een wijs Bestuur te doen deelachtig worden en haar vertrouwen te doen stellen in de Neder- landsche leiding, in die mate, dat zij die thans niet zou willen missen en het hare bijdraagt tot handhaving ervan. In deze gezindheid schuilt goeddeels de verklaring van het wonder, dat in een Rijk van ongekende uitgestrektheid, met een inwonertal van zestig millioen, een weermacht van slechts 30.000 mannen in staat is, orde en rust te handhaven. Dit feit strekt in de eerste plaats het Nederlandsch beleid tot hooge eere. Het wonder groeit, als men bedenkt, dat die 30.000 mannen voor negen tienden Inheemschen zijn, die schouder aan schouder met ons staan tot schraging van het Gezag. Die daarvoor hun offers ruimschoots hebben ge bracht en aanstonds wederom daartoe bereid zijn Nationaal Jongeren, vergeet het nimmer, dat duizenden inheemsche mak kers daarginds gereed staan ter bescherming van de belangen van Grooter- Nederland, en te wapen zullen snellen op den roep van hunne Chefs Trouw aan onze Koninginne, die ook de hunne is, hunne Sri Baginda Maharadja Wilhelmina (Applaus). Een hechte steun in het Legerbestel, een der zuilen waarop het gebouw is opgetrokken, vormt de Europeesche soldaat. Uit hem toch komt voort het Nederlandsche kader, waarvan alle formaties zijn doortrokken. Als Nederland- sehe mannen van ervaring, gewapend met overwicht ook over oudere beroeps soldaten, zijn zij onmisbaar, onvervangbaar. Voor hen ligt in Indië een eer volle taak. Zij vormen in het Leger het kit, het cement, het bindend element. Het wapen der infanterie kent Europeesche eenheden, Europeesche com pagnieën. De noodzaak tot vorming van Nederlandsch kader verklaart reeds hun aanwezigheid. Doch afgescheiden hiervan leidt een juiste waardeering der verhoudingen ertoe, hun aantal niet te zeer te beperken. Zou het Nederland tot eere strek ken, wanneer het, bij de handhaving van het gezag in de Gewesten Overzee, afzijdig bleef met zijn eigen zonen? En is het dan niet zoo, dat als de nood aan den man komt, men met den Hollandschen jongen bergen verzet en ijzer breekt Ik roep hier de toenmalige kapiteins Drijber en Swart met hunne Europeesche compagnieën van het „Twaalfde" tot getuigen! In het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger vindt sinds 1918 het beroeps element aanvulling in dat der dienstplichtige Nederlanders. De dienstplicht in Nederlandsch-Indië is algemeen. Een beroep op dit instituut vindt nochtans beperking in het aantal Nederlanders in de tropen, alsook in de omstandigheid, dat oproeping van de dienstplichtigen diep zou ingrijpen in het economische leven, omdat ginds leidende betrekkingen nu eenmaal op zooveel jongeren leeftijd worden bereikt dan hier. 1) Hier speelde de muziek zacht de eerste strofen van het „Wilhelmus".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 122