251 De reden waarom een koloniale weermacht altijd als primaire taak zal hebben het handhaven van orde en rust, is, dat de kolonisator in de oogen van de autochtone bevolking van het gekoloniseerde gebied altijd zal zijn: de vreemde overheerscher. Dit geldt voor Indië evengoed als voor welke andere kolonie ook. Wij moeten er vooral voor waken ons in dit opzicht illusie's te maken. Wel handhaving van rust en orde toch de taak der politie, maar haar taak strekt zich alleen maar uit tot de handhaving van orde en rust onder nor male omstandigheden; hoogstens zal zij kunnen optreden tegen rustver storingen van geringen omvang. Zoodra men te doen heeft met verzet op grootere schaal moet het leger in actie komen. Dit is een gevolg van het principieele verschil tusschen de koloniale en de Europeesche verhoudingen en dit verschil is oorzaak, dat het leger in Indië een ganseh andere rol speelt bij de orde- en rusthandhaving dan hier te lande. Die taak valt in twee deelen uiteen: een preventieve en een bestraf fende. Het leger is in Indië het machtsorgaan, dat, a.h.w. buiten het open bare leven staande, toch door zijn verschijning in het openbaar aan de goedwillenden vertrouwen en respect, aan de slechtgezinden ontzag en z.n. vrees inboezemt. Dit is de preventieve taak. Maar heeft de waarschuwing, die de bloote verschijning van het leger in het openbaar inhoudt, onvol doende effect m.a.w., wagen de kwaadgezinden het toch de orde te ver storen, dan zal het leger bestraffend moeten optreden en wel zóó krachtig, dat den anti-gezagselementen de lust vergaat, het in de toekomst nog eens te probeeren. Naarmate het leger krachtiger is, naarmate dus het ontzag, dat het inboe zemt grooter is, wordt de kans, dat het bestraffend zal moeten optreden geringer. En zou er tóch moeten worden gestraft dan komt de klap, indien het leger sterker is, ook flinker aan, en wordt het doel, dat met de straf wordt beoogd ook eerder bereikt. Een krachtig leger is daarom dus niet alleen ons eigen belang maar ook vooral het belang van den Inlander. Dat in de laatste twintig jaar zeer groote verandering ten goede gekomen is komt omdat ons gezag thans overal daadwerkelijk is en de inheemsche bevolking haar les heeft geleerd. Begingen we echter de onvoorzichtigheid al te veel op de rust te vertrouwen en onze troepen uit de verschillende gebiedsdeelen weg te halen, dan zou daarvan het noodwendig gevolg zijn dat we vroeg of laat de oude periode van opstanden weer zouden zien herleven. Ook thans blijft dus voortdurende waakzaamheid geboden en moe ten in alle gebiedsdeelen voldoende machtsmiddelen gehandhaafd worden om elke verzetspoging onmiddellijk te kunnen onderdrukken. En, naast de verandering ten goede is er in de na-oorlogsjaren ook een wijziging gekomen die we, uit een oogpunt van ordelijke ontwikkeling van onze koloniën niet anders dan een verandering ten kwade kunnen noemen, t.w. het „Aziatisch reveil", dat ons groote moeilijkheden heeft gebracht. De ernstige opstand in 19261S27 op Java en Sumatra's Westkust, is er het ge volg van geweest. Die opstand is voor ons een goede les geweest, die ons heeft geleerd, dat de primaire legertaak in Indië, het handhaven van orde en rust, door de nieuwe beweging weer belangrijk verzwaard is en dat we thans minder dan ooit, straffeloos de legersterkte zullen kunnen vermin deren Waarschijnlijk in een niet eens zoo heel verre toekomst, lijkt een con flict in het gebied rond de „Pacific", den Stillen Oceaan onvermijdelijk. Talrijke teekenen wijzen in deze richting. En Ned.-Indië loopt veel kans in dit conflict te worden betrokken. De waarde van onze koloniën in stra tegisch opzicht is oorzaak, dat zij a.h.w. voorbeschikt zijn om in een Paci- fic-oorlog te worden meegesleurd. Niet, Ned.-Indië an sich hoe begeerlijk ook het bezit van een zoo rijk gebied voor sommige mogendheden moge zijn, is het, in het raam van de huidige politiek strategische wereldcon- stellatie, niet waarschijnlijk, dat eenig land het zou durven wagen een oorlog te ontketenen alléén om Indië te veroveren. Maar wanneer eenmaal een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 125