Na nog twee uur op genoemden bergrug te hebben gepatrouil
leerd, daalden de brigades naar de gampong Lam Paoeh af. Alhier
werd maj. Agerbeek aangetroffen, die met 3 brigades te 6.15 vom
van Mon Mata was uitgerukt naar de Poedéng vallei ten einde
aan de hand van de verklaring van Daoed Sreng omtrent de plaat
sen waar de uitgewekenen zich op Vrijdag den 24en November
hadden opgehouden een onderzoek in te stellen.
Van beide plaatsen aan den boschrand tusschen Lam Paoeh
en Batèë Reukah (zuidelijk gedeelte van de Poedéng vallei) waar
de bende op Vrijdagmorgen en op Vrijdagmiddag en avond (tijdens
het ultimatum dus!) had gezeten, waren slechts op de laatste plek
sporen te zien. Van dit punt liep een spoor, naar het gebergte
over den noordelijken uitlooper van den Glé Kroeëng' Teungoh,
bij de bevolking als Glé Laoet bekend. De 2de brigade mar., welke
op 26 November in den middag bovengenoemd gedeelte van den
boschrand had afgezocht, was rustig over de sporen heen geloopen.
Tijdens een nader onderzoek bleek, dat de linker groep dier brigade
onder co van een Amb. mar. Ie kl. de gekapte pisangblaren en
voetsporen wel had gezien, doch hierover niets aan zijn brigade
commandant had gerapporteerd
Op 2 December bleek tijdens een patrouille onder kapitein
Scheffrahn, dat de djahats op de rotsen boven het spoor groote
steenen ten getale van wel 60 stuks hadden opgestapeld met het
doel een patrouille, welke zulk een gevaar niet zou hebben weten
te onderkennen, verliezen toe te brengen (zie onder 4 Dec.)
Nadat de vallei der Kroeëng Poedéng dien dag verder was af-
gepatrouilleerd werd tusschen 3.30 nam 5 nam bivak betrokken
in meunasah Poedéng door 5 brigades van de patrouilles maj.
Agerbeek, kapitein Haga en luitenant Kooistra. Luitenant Harte-
rink ging naar Lhong om te fourageeren. Een patrouille onder
kapitein Scheffrahn sterk 1 mar. en 1 inf. brigade bevond zich
sedert 27 November in het terrein noord van de Kroeëng Poedéng.
Des middags ontving maj. Agerbeek van den controleur van
Tjalang, die te Lam No vertoefde, bericht dat een Atjehsch hoofd
van Panté Tjeureumèn van een ladangbewoner op een der uitloo-
pers van den Glé Rakeue verblijfhoudend, had vernomen, dat deze
man te 11 vom schoten had gehoord uit n.o. richting (vermoedelijk
uit de Gapa vallei) en kort daarop een salvo uit dezelfde richting.
Dit bericht werd door een Chinees, B.O.W. koeli, die het schieten
had gehoord terwijl hij aan den grooten weg werkte op 4 km noord
van Lam No, bevestigd. Maj. Agerbeek besloot n.a.v. dit bericht
kapitein Haga met de 6de brigade mar. de kroeëng Gapa via Lam
No stroomopwaarts te doen patrouilleeren en luitenant Kooistra
met 1 brig. mar. en 1 brig. inf. deze kroeëng stroomafwaarts te doen
volgen. Men vermoedde, dat een brig, onder co van den detache
mentscommandant van Lam No op naar het Dajasche uitwijkende
verzetslieden was gestooten. De 6de brig. mar. onder co van
147