kapitein Haga vertrok nog dien zelfden avond te 7.30 met 2 auto
bussen naar Lam No.
29 November.
Te 6 vom vertrok de patrouille Kooistra ingevolge de haar ver
strekte opdracht naar den bovenloop van de kroeëng Gapa.
Kapitein Scheffrahn kwam te 3 nam met zijn beide brigades
terug; in het terrein noord van de kroeëng Poedéng waren op
de aldaar gelegen ladangs en in het terrein langs de rechter zijaloers
geen sporen van djahats aangetroffen.
Maj. Agerbeek kwam te 9 vom met 2 brigades te Mon Mata aan,
na eerst met den medegenomen Daoed Sreng in de Poedéngvallei
een onderzoek naar de gedragingen der bende te hebben gehou
den. Daoed Sreng wilde echter omtrent de bende niets loslaten.
Aangezien vermoed werd dat hij, eenmaal uit de omgeving van zijn
gampong verwijderd, meer zou mededeelen, werd hij naar Koeta-
radja vervoerd en aan den controleur overgegeven.
30 November.
Te 'o vom rukte kapitein Scheffrahn met 1 brig. mar. en 1 brig,
inf. uit naar het gebergte ten oosten van Meunasah Lho, terwijl de
Eur. sergeant Netto, alg. stb. No. 82559, met 1 brig. mar. en 1
brig. inf. opdracht ontving in het stroomgebied van de Aloer Lam
Paoeh en van de kroeëng Teungoh te patrouilleeren.
De patrouilles Haga en Kooistra waren nog niet terug van de
kroeëng Gapa.
Op dezen dag bezochten de gouverneur van A. en O. en de gewes
telijk militair commandant de gampongs Pasi en Poedéng ten einde
een nader onderzoek naar de oorzaak van het verzet in te stellen.
Van Lam No uit berichtte kapitein Haga den majoor Agerbeek
telefonisch een en ander omtrent het schieten in de Gapavallei.
De spits van eene brigade, onder co van den detachements comman
dant, had op wilde varkens geschoten, welke plotseling vlak voor
de brigade uit de struiken waren opgesprongen
1 December.
Op dezen dag deed zich niets vermeldenswaard voor.
2 December.
Te 12.15 vom ontving majoor Agerbeek bij monde van den zoon
van den oelèëbalang bericht, dat te 8 nam te voren een der uit
gewekenen, Brahim, op het pad tusschen Meunasah Tjót en Glé
Broeë was gezien.
Brahim had op dat pad een gampongman, die van Meunasah
Lho op weg was naar de Keudé Glé Broeë, ontmoet. Brahim vroeg
148