hem waar Teungkoe Pólém, een aspirant djahat van Meunasah
Tjöt was; hij had op de Keudè Glé Broeë tevergeefs naar den
Teungkoe gezocht. De aangesprokene, die hier geen antwoord op
wist te geven, kon de ontmoeting aan zijn keutji, die niet thuis
was en eerst nog gezocht moest worden, pas veel later rapporteeren.
De oelèëbalang kreeg eerst te 12 nacht te Mon Mata van een en
ander bericht.
Toen majoor Agerbeek van den zoon van den oelèëbalang ver
nam, dat zijn vader met den berichtgever reeds naar Glé Broeë
zou zijn vertrokken, bevreemdde hem dit zeer.
Den volgenden morgen bleek, dat de oelèëbalang het bericht
aan den controleur te Koetaradja had gemeld, die het landschaps-
hoofd opdroeg zich naar Glé Broeë te begeven en aldaar een
onderzoek in te stellen. (Het is natuurlijk in zoo'n geval juister als
ook de actieleider door den bestuursambtenaar met de binnen
gekomen berichten in kennis wordt gesteld).
Majoor Agerbeek besloot te 4 vom uit te rukken. Toen hij te
12.30 vom autogeronk hoorde kon de oelèëbalang, die dus blijk
baar niet vertrokken was, doch op het punt stond te vertrek
ken, nog juist worden aangehouden. Niet wetende, dat de contro
leur den oelèëbalang bovenvermelde opdracht had gegeven, gaf
de majoor hem den raad geen nachtelijk onderzoek te houden,
aangezien de troep te 4 vom zou uitrukken ten einde te trachten
Brahim gevangen te nemen en het eventueel overloopen van
Teungkoe Pölém te voorkomen.
Bovendien verwachtte de majoor van het gevangen nemen vap
Brahim door den oelèëbalang geen resultaat; ook werden pogin
gen om door middel van Brahim de bende te bewegen zich over
te geven vruchteloos geacht. Bevreemding verwekte het ten slotte,
dat de keutji eerst te 12 nacht werd opgespoord; de djahats gebeur
lijk in hun gampongs vertoevende, zouden reeds lang gewaar
schuwd kunnen zijn.
De maatregelen werden zoodanig genomen, dat alle beschik
bare brigades aan de actie konden deelnemen; ten einde de con
troleur niet in zijn nachtrust te storen werd besloten hem even
voor het uur van uitrukken in te lichten.
Een half uur voor het vastgestelde uur van uitrukken werd
oost van gampong Mon Mata luid hondengeblaf en eenigen tijd later
luid apengeschreeuw op den Glé Djeungko vernomen, waarop
kapitein Haga met de 6de brigade mar. in de richting van den
Glé werd uitgezonden met opdracht aldaar naar sporen van de
uitgewekenen te zoeken.
Te 4 vom marcheerde majoor Agerbeek met 1 brig. mar. en 2
brigades inf., waarbij ingedeeld kapitein Scheffrahn, naar Glé
Broeë af. Van deze gampong uit patrouilleerde de actieleider
met 2 brigades naar Meunasah Tjot met het doel deze gampong
te omsingelen en in het randgebergte naar sporen te zoeken;
149