De sporen (zie onder 2 Dec.) naar schatting 3 dagen oud, werden gevolgd over den Glé Poedéng tot aan een ladang ten noorden van gampong Batèë Reukah; hier liepen de sporen bergafwaarts in de richting van genoemde gampong. Tot de kroeëng Poedéng kon men de sporen goed volgen. Daarna hadden de verzetslieden zich in de kroeëng verplaatst; het mocht niet gelukken vast te stellen waar de djahats de kroeëng hadden verlaten. Te 4 nam. werd bivak betrokken aan de Kroeëng Poedéng ongeveer 2 uur bovenstrooms van gampong Batèë. Den volgenden morgen kwam de patrouille op de plaats aan, waar op 26 Nov. een groep van de 2de brigade mar. sporen had gevonden, welke niet door de brigade waren gevolgd, omdat de groepscommandant de sporen van de uitgewekenen niet als zoo danig had onderkend. Daar deze oude sporen nog goed zichtbaar waren, besloot kapitein Scheffrahn deze bergopwaarts te volgen. Op 35 m. hoogte van den voet van het gebergte werden de ou de ligplaatsen der verzetslieden aangetroffen. De sporen verder bergopwaarts volgende, viel het den patrouille commandant plotseling op, dat zij door een nauwe sleuf naar bo ven voerden, dfc 40 m. hooger, aan het einde en ter weerszijden van de sleuf, waren bij een vernauwing twee rotsblokken zichtbaar. Kapitein Scheffrahn vertrouwde deze zaak niet, de brigade Lho' .Nga werd achtergelaten met uitdrukkelijke opdracht aan den Amb. sergeant, brigadecommandant, de sporen niet omhoog te volgen alvorens de patrouillecommandant boven zou zijn aange komen. Het duurde geruimen tijd eer de omtrekkende brigade langs een zeer steilen 7 a 10 m. hoogen karangmuur een plek had gevon den, waar zij verder naar boven kon klimmen. Halverwege den klim kreeg kapitein Scheffrahn van den Amb sergeant, wien het wachten blijkbaar te lang duurde en die eigen dunkelijk de sporen omhoog had gevolgd, bericht dat boven de sleuf steenen waren opgestapeld. Nogmaals werd den Amb ser geant en thans op afdoende wijze aan het verstand gebracht, dat hij eerst omhoog mocht gaan, nadat de mar. brigade, welke haar omtrekking zou voortzetten, den bovenrand van de sleuf zou heb ben bereikt. Het duurde nog eenigen tijd alvorens de mar. brigade door het dichtbegroeide rottanterrein een doorgang had gevonden om tot de plaats van den hinderlaag, welke goed was voorbereid, te kunnen doordringen. Op verschillende plekken boven de sleuf waren 60 rotsblokken opgestapeld. Thans volgde ook de brigade Lho' Nga door de sleuf; gelukkig voor deze brigade, welke zooals we zagen de sleuf reeds gedeeltelijk had beklommen, was de hin derlaag niet bezet. De steenen werden weggeworpen. Daar het intusschen donker was geworden werd ter plaatse bivak be irokken. 151

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 25