van een vrijwel loodrechten karangmuur, waar ongeveer bij Meu- nasah een plek werd gevonden, welke blijkbaar als uitkijkpost was "gebezigd. Juist onder deze plek lag een naar de kroeëng Poe- déng afdalende oude pinangladang. Aangezien het ter plaatse te steil was om af te dalen, marcheerden de brigades een eind terug totdat meer westelijk een spoor werd gevonden van een brigade, welke daar naar beneden was gegaan. Dit spoor werd gevolgd tot de patrouille aan den rand van de la- dang kwam. Kapitein Haga besloot deze ladang met 2 brigades mar., welke in 6 groepen werden opgelost in oostelijke richting te doorzoeken. De trein zou onder dekking van de brigade Lho' Nga achter den rechter vleugel volgen. De groepscommandanten kregen opdracht tijdens de doorzoeking van de met dicht onderhout begroeide ladang zooveel mogelijk in gezichtsverband te blijven, richting houdende op de linker groep. Indien één der groepen het vuur opende, zouden de overige groepen concentrisch naar voren samentrekken ten einde eventueele vluchtelingen op te vangen. Kapitein Haga bevond zich bij de linker groep, welke het ter rein vlak onder den steden muur zou afzoeken luitenant Harte- rink was bij de groep onmiddellijk rechts daarvan de afstand tus- schen de groepen bedroeg 10 m. Nadat elk der groepen haar opstelling had ingenomen, gingen de brigades uiterst behoedzaam voorwaarts. Na ongeveer een half uur te zijn voortgeschreden zag kapitein Haga op een afstand van 10 m. van den rand van de rots een blad bewegen. Nadat de lin ker groep nog eenige meters geruischloos vooruit was gegaan, ont dekte zij te 2.45 nam. 2 kwaadwilligen, die met den rug tegen den muur geleund zaten. Op het commando „Vuren" van kapitein Haga werden beide djahats (Lém Tjoet Moeaid en zijn zoon Moesa) neergelegd. Eerstgenoemde had nog kans gezien zijn rentjong te trekken. Daar geen sporen werden gevonden is het waarschijnlijk, dat men hier te doen had met twee fourageurs van de bende, die op dat punt de duisternis afwachtten om naar den gampong af te dalen. Kapitein Haga marcheerde met de 6de brig. mar. naar het bivak te Poedéng terug, terwijl luitenant Harterink met de 2de brig. mar. en de brig. Lho Nga met de lijken der verslagenen naar de Kroeëng Poedéng afdaalde ten einde voor de identificatie en de begrafenis het noodige te doen verrichten. Verschoten waren 11 patronen; buitgemaakt blanke wapens. 9 December. In verband met een in den avond van 8 Dec. ontvangen telefonisch bericht van den onderafdeelingschef, waarin ZHEG. mededeelde, dat hij den volgenden morgen met belangrijke gege vens naar Glé Broeë zou komen, vertrok majoor Agerbeek te 8.30 vom. daarheen. Vernomen werd, dat volgens inlichtingen van 154

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 28