Daoed Sreng, Teungkoe Moet van Glé Broeë en Teungkoe Asan
van Pasi de 2 geestelijke leiders waren van het complot, dat beslo
ten had zich tegen het gezag te verzetten.
Zij zouden reeds 2 jaren rnet dit plan hebben rondgeloopen.
Aan het complot zouden niet alleen de 14 uitgewekenen, doch
bovendien nog een 40-tal anderen, wier namen gedeeltelijk be
kend waren, hebben deelgenomen. Verder werden de namen van
eenige personen uit gampong Poedéng Toenong bekend, die met
de verzetslieden bevriend zouden zijn en bij het voorlezen van de
hikajat prang sabil aanwezig waren geweest. Verder bleek, dat
een met name bekende Atjeher op de hoogte moet zijn geweest
van het plan der 14 uitgewekenen, terwijl een kleermaker van
Keudè Glé Broeë, wiens naam genoemd werd, kleeren voor de
djahats had gemaakt.
Te 11.30 vom. vertrok kapitein Haga met de 2de en 6de brig,
mar., waarbij ingedeeld luitenant Harterink, naar den Glé Pó
Katjang met opdracht het gevechtsterrein van den vorigen dag
met omgeving nogmaals grondig af te zoeken; indien geen sporen
werden gevonden moest de Glé Pó Katjang worden afgezocht.
Kapitein Scheffrahn rukte tegelijkertijd met de 5de brig. mar.
en 1 brig. inf. uit, eveneens met opdracht, in samenwerking met
de brigades onder kapitein Haga, het gevechtsterrein en verder
het ladangterrein en het oost daarvan gelegen bergterrein van
den Glé Pó Katjang af te zoeken.
10 13 December.
De patrouilles, welke respectievelijk 11 en 13 December thuis
kwamen, hadden op 9 Dec. geen sporen gevonden. Wel werd bij
het gezamenlijk afzoeken van het gevechtsterrein en de omgeving,
ongeveer 500 m. van dat terrein, de reeds eerder vermelde grot
Ië Tidjoh aangetroffen. In deze grot, welke goed verborgen ligt
tusschen 2 karanguitloopers en een kleinen heuvel, werden 4 oude
ligplaatsen van pinangblaren aangetroffen, echter geen sporen
van kookplaatsen of iets, dat op een eenigszins langdurig verblijf
aldaar van eenige personen wees, zoodat de conclusie werd ge
trokken, dat de grot geruimen tijd geleden slechts gedurende een
enkelen nacht tot slaapplaats van eenige personen had gediend.
Op 10 Dec. patrouilleerden de brigades onder kapitein Haga in
algemeen n.n.w. richting over den westelijken uitlooper van den
Glé Pó Katjang; bivak werd betrokken aan een kleine aloer.
Deze aloer werd op 11 Dec. in z. richting stroomopwaarts gevolgd.
155
O En toch was van dit alles niets aan hoofden van het Inheemsch en
Europeesch bestuur bekend. Voorteekenen van het verzet waren er genoeg,
zij werden helaas niet tijdig ruchtbaar. Ook patrouillecommandanten moeten
tijdens hun bezoek aan gampongs hun oogen de kost geven en hun ooren te
luisteren leggen.