op hij in Augustus naar Nederlandsch-Indië terugkeerde, alwaar indeeling bij het 2e bataljon plaats had. In Mei 1917 ingedeeld bij het Hoofdkantoor van den Generalen Staf, kwam in October 1918 bevordering tot kolonel en, na eene korte indeeling bij de He Afdeeling van het D. v. O., benoeming tot Afdeelings- tevens Brigadecommandant in de IVe Mil. Afdee ling op Java, standplaats te Bandoeng. Na eervolle ontheffing uit deze functie in November 1920 werd kolonel Gerth van Wijk benoemd tot Afdeelings- tevens Brigadecommandant in de Ie Mil. Afdeeling op Java, standplaats Weltevreden. Op 24 Augustus 1922 kwam vervolgens benoeming tot comman dant der Ie Divisie en 22 September d.a.v. bevordering tot gene- raal-majoor met gelijktijdige benoeming tot Chef van den Gene ralen Staf, tevens Inspecteur der Militaire Luchtvaart. Ten slotte was Generaal Gerth van Wijk Commandant van het Leger van 2 December 1924 tot 7 November 1926. Generaal Gerth van Wijk was gerechtigd tot het dragen van het eereteeken voor belangrijke krijgsverrichtingen met de kroon, het onderscheidingsteeken voor langdurigen dienst als officer, het officierskruis der Oranje Nassau-orde met de zwaarden en het ridderkruis van de Orde van den Nederlandschen Leeuw, terwijl hij bij Kon. Besluit van 26 April 1923 werd benoemd tot Adjudant i.b.d. van H. M. de Koningin. Reeds in de jaren 1894 1896 trok luitenant Gerth van Wijk als jong officier de aandacht van zijn oudere collega's en chefs door zijn moedig en beleidvol optreden in het bijzonder onder scheidde hij zich tijdens de militaire actie na het verraad van Toekoe Oemar, in de maanden Maart t/m November 1896, waar voor hem de reeds genoemde eervolle vermelding werd toegekend. Ook tijdens het tweede verblijf op Atjeh toonde kapitein Gerth van Wijk zich een bekwaam officier en werden de vriendschaps banden gelegd tusschen hem en den toenmaligen Gouverneur van Atjeh, Generaal G. C. E. van Daalen. Als Brigadecommandant heeft kolonel Gerth van Wijk velen aan zich verplicht door de bijzondere wijze waarop hij de troepen oefeningen en de tactische vorming der officieren ter hand nam. Het was in die jaren, dat zijn vooruitziende geest en zijn scherpe blik op militaire aangelegenheden allerwegen de aandacht trok ken. Ten deze moge worden verwezen naar de door hem gepu bliceerde artikelen over legerorganisatie, troepenaanvoering, de politiek-politioneele taak onzer infanterie in de buitengewesten, de nieuwe banen uitgestippeld en later consequent uitgewerkt t.a.v. het beoordeelingsstelsel voor officieren, enz. De laatste dienstjaren en met name de periode van het leger- commando waren als gevolg van de aan het leger opgelegde be zuinigingen zeer moeilijk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 3