den morgen uitgerukt op dagpatrouille, respectievelijk met op
dracht het terrein noord van gampong Pasi tot aan de Kroeëng
Poedéng en het terrein tusschen de rawah, west van de aloer
Meunasah Lho en gampong Glé Broeë, open te kappen.
Het contact met de bende was thans van 19 December af ver
broken. Daar de door Teukoe Rajeu uitgezette spionnen geen
succes hadden, werd hem door het Bestuur opgedragen in de gam-
pongs Pasi en Poedéng bepaalde groepen van personen aan te
wijzen, die den uitgewekenen het fourageeren in de gampongs
desnoods met geweld moesten beletten.
De controleur begaf zich ter bespreking van een en ander op
27 Dec. naar Mon Mata. Daar vernam hij van den oelèëbalang,
dat de Teungkoe Meunasah (dorpsgeestelijke) van Sawang (land
schap Kloeang, onderafdeeling Tjalang) had laten weten, berich
ten te hebben over de plaats waar zich de uitgewekenen
bevonden.
De Teungkoe met een kawan, die mede op de hoogte van de ver
blijfplaats van de verzetslieden was, werden op den 28en Dec.
uit hun gampong (Sawang) opgehaald en aan een verhoor onder
worpen. De Teungkoe was zeer beslist in zijn verklaring en er
vast van overtuigd, dat de uitgewekenen zich nog in de door hem
aangeduide schuilplaats, een grot in den steilen zeeoever gelegen
en slechts per prauw bereikbaar, bevonden. Hij was verder van
meening, dat de djahats voorloopig in de grot zouden blijven.
Aangezien volgens zijn beschrijving de grot gemakkelijk te om
singelen was, zoodat daaruit geen muis zou kunnen ontsnappen,
besloot de controleur thans niet langer te wachten. Te 12 middag
belde hij majoor Agerbeek op en deelde hem mede, hetgeen hij
over de bende had vernomen. Persoonlijk zou hij den actieleider
te Poedéng verder inlichten. De gouverneur en de assistent-resi
dent van Groot Atjeh waren bereids met het bericht in kennis
gesteld. De berichtgevers uit Sawang en de oelèëbalang kwamen
met den controleur mede. Majoor Agerbeek vernam het volgende:
Zondag 24 December had de Teungkoe zich van Sawang naar Glé
Broeë begeven. Hier ontmoette hij op de keudè een hem bekenden
Atjeher, wien hij had medegedeeld de nog overgebleven verzets
lieden in den nacht van 23/24 Dec. te hebben gezien en gesproken.
De bendeleden Teungkoe Ma Ali en Teungkoe Hasan hadden hem
in den avond van 23 Dec. uit zijn huis geroepen. Toen hij daaraan
gevolg had gegeven en hen naar een pisangtuin was gevolgd, waar
hij de overige bendeleden had ontmoet, droegen zij hem op te
Glé Broeë een en ander in te koopen, hetgeen hij deed. Den vol
genden morgen had hij de goederen afgeleverd.
De Teungkoe deelde omtrent de grot nog mede, dat zij slechts
één uitgang had, welke nabij de koeala van de kroeëng Tandjong
(kroeëng Meudeuën) was gelegen. (De juiste plaats is aan de
zeezijde onder den grooten weg bij km. 68.9, zie bijl. V).
166