De Teungkoe kwam den Majoor bekend voor. Na korten tijd bleek, dat deze persoon op 24 Dec. te Sawang door luitenant Har- terink was uitgehoord (zie onder 24 Dec.)Hij was toen juist van Glé Broeë waar hij, zooals we zagen, inkoopen voor de bende had verricht, teruggekeerd. Hoewel hem een langdurig verhoor was afgenomen omtrent T. Ma Ali, die eenige jaren in zijn gam- pong had gewoond en hem de pertinente vraag was gesteld of hij inlichtingen kon verstrekken omtrent de uitgewekenen, had hij met een onbewogen gezicht geantwoord, dat hij niets wist. Wel had hij verklaard, dat T. Ma Ali gedurende zijn verblijf te Sa- wang als een „Katjauer" en ruziemaker bekend stond en daarom niet in den smaak viel. Na hem aan zijn te Sawang afgelegde verklaring te hebben her innerd, werd hem de vraag gesteld waarom hij op 24 Dec. de waarheid niet had gesproken. Dit viel zeer te betreuren aange zien majoor Agerbeek op dien dag te Sawang troepen genoeg had (3 brigades) om tegen de bende op te treden. Bovendien had hij de verblijfplaats wel aan een tweede, met naam genoemden gampongman, aangeduid. Hij erkende flegmatiek, dat hij „salah" was en vrees voor de djahats had. Vermeldenswaard is nog, dat dezelfde Teungkoe door den oelèëbalang van Kloeang was aangewezen als „vertrouwd per soon", die zou rapporteeren, indien de bende eventueel naar het Dajasche zou uitwijken (zie onder 20 Dec.). Ofschoon hem dus de verblijfplaats van de bende bekend was, meldde hij zulks niet aan zijn oelèëbalang. Vervolgens ondervroeg majoor Agerbeek hem nauwkeurig naar de juiste plaats, den vorm, enz. van de grot. De Teungkoe gaf vol ledige inlichtingen; hij beweerde overtuigd te zijn, dat de bende leden nog in de grot zouden zitten, daar zij rust wilden nemen. Zij hadden voldoende levensmiddelen. Bovendien zou de panglima der bende, T. Ma Ali, aan zijn knie verwond zijn en zou een der geestelijke leiders, T. Ma Hasan, een schot door zijn bovenarm hebben ontvangen. Majoor Agerbeek was er niet heelemaal van overtuigd, dat de bende nog in de grot aanwezig zou zijn. Aangezien de Teungkoe op last van den controleur door den oelèëbalang per auto van Sawang was opgehaald, bestond de mogelijkheid, dat de bende in de grot hiervan bericht had gekregen. Niettegenstaande deze onzekerheid trof de actieleider onmiddellijk de volgende maatre gelen: Luitenant Kooistra zou met de 4de en 5de brigade mar. naar de koeala van Kroeëng Tandjong uitrukken en de grot op korten afstand afsluiten [V. P. T. L. 89 (3)]. Majoor Agerbeek zou met 1 brig. mar. en 1 brig, inf., ten einde ontvluchting van de verzetslieden langs den grooten weg te beletten, tot afsluiting op twee plaatsen nabij km. 68,9 overgaan [V. P. T. L. 89 (4)]. Daar de actieleider ook rekening hield met de mogelijkheid, dat de 168

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 42