„kon voordoen, dat die meerdere bij de mededeeling het gewicht „van het eerste bevel niet voldoende beseft, of dat hij uit „gewoonte van kommandeeren geen tegenspraak duldt en kortweg „zijn bevel herhaalt, zonder de gevolgen daarvan dadelijk te „overzien. „Het voorstel werd ingetrokken. „In de Mem. van Toelichting wordt gezegd, dat„afwijking van „het bevel, derhalve de ongehoorzaamheid, volkomen geoorloofd „niet alleen, maar plichtmatig is". De commissie is het in dit „opzicht geheel met den ontwerper eens, doch zou ook dien regel „gaarne in de wet zien opgenomen, te meer omdat nagenoeg ner- „gens sterker dan in krijgszaken het succes dikwijls de maatstaf der heoordeeling is. 1) „Heeft een zelfstandig bevelhebber op goede gronden het bevel, „hem door een afwezigen meerdere toegezonden, niet opgevolgd, „doch het succes zijne handeling niet bekroond, dan waarborgt „geen enkele bepaling hem tegen de toepassing der tweede, derde „of laatste alinea van art. 98. 2) „De commissie stelt, met het oog hierop, eene bepaling voor „b.v. als volgt „Als niet schuldig aan eenig misdrijf kan worden vrijgesproken ,,de hevelhehher, die in oorlogstijd op eigen inzicht en veran twoordelijkheid afwijkt van de hevelen, hem van hoogerhand gegevenomdat hij op goede gronden in de meening verkeert, „dat de lastgever, hij het uitvaardigen van die hevelen, niet met „den algemeenen toestand ter plaatse hekend was". x) Mr. VAN DER HOEVEN bestreed ook dit voorstel, in hoofdzaak met dezelfde gronden als het voorgaande. Vervolg van de Memorie van Toelichting „Kunnen alzoo de gevallen waarin de mindere niet verplicht „is den meerdere te gehoorzamen, in onze wet onvermeld blijven, „op denzelfden grond kan ook de onder sommige omstandigheden „bestaande bevoegdheid van den meerdere om met geweld gehoor zaamheid af te dwingen en zelfs, zoo noodig, den ongehoor- zamen mindere op staanden voet overhoop te schieten of omver „te steken 1), te dezer plaatse met stilzwijgen worden voorbij gegaan. Uit het Verslag der Militaire Commissie blijkt voorts, dat Mr. VAN DER HOEVEN heeft getracht, ten einde aan het verlangen der subcommissie van de Landmacht te voldoen, een artikel te ontwerpen, waarin alle gevallen zijn opgenomen, in welke een militair, om grooter gevaar te voorkomen, bevoegd is van zijne wapenen gebruik te maken. 178 1) Cursiveering mij. S. 2) De Militaire Spectator, 1883, blz. 914 en 915.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 52